Gerhard Ludwig Kard. Müller, prefect - 13 januari 2015
Bij wijze van slot zou ik twee fundamentele aspecten van ons kerk-zijn in herinnering willen roepen: ons communio-zijn en terzelfdertijd Volk van God-zijn. Er is niets dat zo goed helpt om de aard van dit Volk, dat wij allen zijn, te begrijpen dan de communio, dan dat wat de identiteit van de Kerk tot in haar wortels uitmaakt. Veeleer is het zo dat het begrip “communio”, veeleer dan het begrip “Volk Gods” in de schaduw te stellen, het authentieke gelaat van dit Volk, dat in eenheid legitieme diversiteit in zich verzameld, laat zien. Het woord “communio” verduistert helemaal niet het begrip “Volk Gods” maar toont het waarachtige gezicht van dit volk dat de legitieme diversiteit in eenheid in zich verzamelt.
Het woord “communio” spreekt uit dat onze eenheid de veelsoortige rijkdom niet kan verminderen, zoals reeds lang Paus Franciscus ons in herinnering brengt. Hij houdt van de figuur van “het veelvlak” waarbij de vele vlakken zich tot een harmonieuze eenheid vormen. Daarom kan een kerkelijke handeling die trouw is aan de “communio” en de ware aard van het Volk Gods respecteert, zich enkel uitdrukken in termen van ‘synergie’. Synergie betekent een kracht die het resultaat is van een gemeenschappelijk werk, een werk dat leeft van de rijkdom van alle gaven die elkeen met zich meebrengt, een rijkdom die op weg is naar de eenheid.
Dit lijkt mij trouwens het beeld te zijn dat op de beste wijze elke verhouding in de Kerk beschrijft en ook de verhoudingen tussen de Congregatie voor de Geloofsleer en de Commissies waarvan jullie de presidenten of vertegenwoordigers zijn. De taken die aan de Doctrinaire Commissies zijn toevertrouwd openen een wijds veld van mogelijke initiatieven die, wanneer zij in gang worden gezet, de gehele Kerk verjongen. Hierbij kan men denken aan de verspreiding van en de commentaar op documenten van het Leergezag, aan de voorbereiding van teksten die wetenschappelijk en leerstellig correct zijn, aan het aanleggen van een lijst van boeken, goedgekeurd voor het onderricht, aan de bevordering van theologisch wetenschappelijk werk, waarbij men wederzijdse relaties bevorderd tussen de theologen en docenten van de universiteiten en seminaries, aan het bieden van hulp aan de afzonderlijke bisschoppen bij hun taak van het opvolgen en onderscheiden van het theologisch werk dat in hun eigen gebied verricht wordt, hierbij aanwijzend een lijst van experten voor de examinaring van boeken. Dit alles heeft als enige doel elke Bisschop bij te staan zodanig dat deze met grotere efficiëntie de bewonderenswaardige en zware taak kan verrichten van meester van het geloof. Laten wij ons hierbij altijd leiden door Hem die onze ware Meester is, Jezus Christus, de “getrouwe en waarachtige Getuige” (Openb. 3, 14), door Hem die voortdurend ons geloof opwekt en tot voltooiing brengt Vgl. Heb. 12, 2 , ter wille van welzijn van de kudde die ons door Christus, de goede Herder, is toevertrouwd.