Gerhard Ludwig Kard. Müller, prefect - 13 januari 2015
DE THEOLOGISCHE AARD VAN DE DOCTRINAIRE COMMISSIES EN DE TAAK VAN DE BISSCHOPPEN ALS MEESTERS VAN HET GELOOF Esztergom |
|||
► | De specifieke aard van de Doctrinaire Commissies |
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft de opportuniteit en de vruchtbaarheid erkend van groeperingen, organisch met elkaar verbonden, van Bisschoppen van eenzelfde land of regio. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 37 In 1966 heeft Paus Paulus VI met het Motu Proprio H. Paus Paulus VI - Motu Proprio
Ecclesiae Sanctae
Implementatie van Christus Dominis, Presbyterium Ordinis, Perfectae Caritatis en Ad Gentus Divinitas (8 juni 1966) achtereenvolgend Bisschoppenconferenties ingesteld daar waar dezen nog niet bestonden. Aangezien de Doctrinaire Commissies behoren bij de Bisschoppenconferenties is het nodig te vertrekken bij deze laatsten om de Doctrinaire Commissies op correcte wijze vanuit theologisch en ecclesiologisch oogpunt een plaats te geven. De Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) heeft in de Bisschoppenconferenties een concrete toepassing gezien van de “collegiale zin” (collegialis affectus) die kenmerkend moet zijn voor de samenwerking in de schoot van het Bisschoppencollege. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23
In deze context wordt de wens van de Heilige Vader in de Apostolische Exhortatie Paus Franciscus - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Evangelii Gaudium
Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie
(24 november 2013) behandeld, nl. dat méér expliciet wordt gemaakt “een statuut van de bisschoppenconferenties dat deze opvat als subjecten met concrete bevoegdheden, met insluiting van ook enige authentieke bevoegdheid op het gebied van het leergezag.” Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 32 Om dit correct te begrijpen moet deze wens beschouwd en verdiept worden in het licht van de katholieke ecclesiologie en in het bijzonder van de documenten van het Leergezag waarin de thematiek van de Bisschoppenconferenties op specifieke wijze is behandeld. Onder deze documenten denkt men in het bijzonder aan het Motu Proprio H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Apostolos Suos
Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties
(21 mei 1998) van Paus Johannes Paulus II, waarnaar bovendien de zonet geciteerde tekst van Paus Franciscus - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Evangelii Gaudium
Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie
(24 november 2013) Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 32 naar verwijst.
In het Motu Proprio H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Apostolos Suos
Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties
(21 mei 1998) heeft Paus Johannes Paulus II de theologische en juridische aard van de Bisschoppenconferenties willen verduidelijken. Deze tekst onderscheidt in het bijzonder de collegiale handeling van Bisschoppencollege in haar geheel, uitdrukking van de eenheid van het Bisschopsambt en van haar zorg voor geheel de Kerk, van de handeling op het niveau van de afzonderlijke particuliere Kerken en haar groeperingen. Alhoewel de uitoefening verbonden met bepaalde pastorale functies op het regionale, nationale en internationale niveau bezield wordt door een collegiale geest, “toch heeft deze op territoriale grondslag berustende uitoefening van het bisschopsambt nooit het collegiale karakter dat eigen is aan de handelingen van de orde der bisschoppen als zodanig die het hoogste gezag over de gehele Kerk uitoefent. Immers, de relatie van de bisschoppen met het Bisschoppencollege is duidelijk een andere dan hun relatie met de organen die zijn opgericht voor het boven vermelde gemeenschappelijk uitoefenen van bepaalde pastorale taken.” H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 12 Rekening houdend met het feit dat het College bestaat door de wil van de Heer Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 22, terwijl de groeperingen van particuliere Kerken een kerkelijke instelling zijn, is enkel de relatie van elke Bisschop met het Bisschoppencollege van goddelijk recht. Dit alles impliceert dat, terwijl de Bisschoppenconferenties en de commissies die er deel van uitmaken een eigen juridische en organisatorische aard bezitten, hun theologische en ecclesiologische relevantie, en dus ook hun gezag, niet voortkomen uit deze structuren, maar uit het feit dat ze zijn bestaan uit bisschoppen, leden van het éne Bisschoppencollege.
Deze preciseringen en onderscheidingen verhinderen niet om het nut te erkennen van een gezamenlijke uitoefening van het bisschopsambt op het niveau van de Bisschoppenconferenties, in het bijzonder op het doctrinele niveau. Immers, “wanneer de bisschoppen van een bepaald territorium eenstemmig en gezamenlijk in gemeenschap met de bisschop van Rome de katholieke waarheid inzake geloof en zeden verkondigen, kan hun woord krachtiger hun volk bereiken en het de gelovigen gemakkelijker maken om aan dit leerambt met religieuze volgzaamheid gehoor te geven.” H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 21
Om dit doel beter te bereiken zijn er, op het niveau van de groepering van lokale Kerken, adequate instrumenten nodig. Op dit punt aanbeland ziet men zonder veel moeite de aard van de Doctrinaire Commissies en hun belang in. Deze “handelen in opdracht van en door het mandaat van de Bisschoppenconferenties en vormen een raadgevend orgaan, ingericht om diezelfde Bisschoppenconferenties en afzonderlijke Bisschoppen bij te staan bij hun zorg voor de geloofsleer.” Congregatie voor de Geloofsleer, Aangaande Doctrinaire Commissies bij Bisschoppenconferenties, Tot de voorzitters van alle bisschoppenconferenties (23 nov 1990), 5 De nauwe band van de Doctrinaire Commissies met het gewone leergezag van de Bisschoppen als meesters van het geloof verklaart waarom de Congregatie voor de Geloofsleer altijd, sinds 1967 tot nu, gevraagd heeft dat de ware en eigenlijke leden van de Doctrinaire Commissies de Bisschoppen zijn. In de brief van 23 november 1990 wordt hieromtrent gepreciseerd: “Leden van de Doctrinaire Commissie zijn de Bisschoppen, gekozen door de Bisschoppenconferentie. Experten kunnen desgevallend geconsulteerd worden maar hun rol moet onderscheiden worden van die van de Bisschoppen, welke alleen verantwoordelijk zijn voor eventuele uitspraken van de Commissie want het betreft immers een Bisschoppelijke Commissie.” Congregatie voor de Geloofsleer, Aangaande Doctrinaire Commissies bij Bisschoppenconferenties, Tot de voorzitters van alle bisschoppenconferenties (23 nov 1990), 5
De verhouding tussen de taak van de Doctrine Commissies en deze van de Congregatie voor de Geloofsleer is gefundeerd op het principe van de een gezonde subsidiariteit. De heilige Paulus vergelijkt de Kerk met het menselijk lichaam waarvan elk ledemaat niet in de plaats treedt van de andere ledematen maar handelt volgens haar eigen aard en harmonieus samenwerkt met de andere ledematen met oog op het wederzijds goed. Vgl. 1 Kor. 12, 12-30 Het is méér in overeenstemming met de aard van de Kerk als communio dat de leerstellige vraagstukken die opkomen in een bepaalde regio, en in het bijzonder het probleem van afwijkingen van de leer, in de mate van het mogelijk aangepakt worden op het lokale en regionale niveau, vanzelfsprekend altijd in overeenstemming met het leerstellige onderricht van de universele Kerk. Om die reden kunnen de Doctrinaire Commissies een kostbare hulp bieden aan het Episcopaat. Het zou niet eerlijk aan de Dicasteries van de Romeinse Curie een buitensporig centralisme te verwijten en tegelijkertijd geen gepaste initiatieven te ondernemen op het niveau van de Bisschoppenconferenties. Hier bestaat de gelegenheid voor een juiste decentralisatie, zoals gewenst door de Heilige Vader. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 16 Immers, “en buitensporige centralisatie maakt, in plaats van te helpen, het leven van de Kerk en haar missionaire dynamiek gecompliceerd.” Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 32
Het is niet zonder reden dat, om de samenwerking tussen de Congregatie voor de Geloofsleer en de Doctrinaire Commissies te versterken, de toenmalige Kardinaal Ratzinger nu meer dan dertig jaar geleden het initiatief genomen heeft om regelmatig de Presidenten van deze Commissies op het niveau van de continenten met elkaar te verenigen. De eerste ontmoeting vond plaats in Bogotá in 1984 en er volgende ontmoetingen in Kinshasa (1987), Wenen (1989), Hong Kong (1993), Guadalajara (1996), San Francisco (1999) en Dar es Salaam (2009). Kardinaal Ratzinger en vervolgens kardinaal Levada hebben deze ontmoetingen persoonlijk voorgezeten en bewonderenswaardige tussenkomsten geleverd omtrent de huidige uitdagingen op het gebied van de geloofsleer. Deze ontmoetingen zijn een teken van de wil vanwege de Congregatie voor de Geloofsleer om de lokale Episcopaten te ondersteunen bij hun taak van de verspreiding en de bewaking van de gezonde leer. Één van de originele kenmerken van deze ontmoetingen is het feit dat het de oversten van de Congregatie zijn die zich verplaatsen naar de verschillende continenten. Op deze wijze wil men het belang onderstrepen van lokale en regionale instanties en hun verantwoordelijkheid bij het aanpakken van leerstellige kwesties.
Ontegensprekelijk bestaat er een zekere gemeenschappelijkheid qua aard tussen de Congregatie voor de Geloofsleer en de Doctrinaire Commissies wat betreft hun doeleinde. Ook al opereren zij op een onderscheiden manier en schaal, toch zijn ze beiden instrumenten waarvan de Kerk zich doorheen de eeuwen bediend heeft om met een grotere daadkracht de zending van de verkondiging van het Evangelie aan allen te voltrekken. Nochtans is het waar dat het specifieke gezag dat de Congregatie geniet en de universele dimensie van het leergezag waaraan de Congregatie deelheeft haar wezenlijk onderscheidt van de Doctrinaire Commissies. Deze laatsten “hebben niet het vereiste gezag om daden te stellen van authentiek leergezag, noch in eigen naam, noch namens de Conferentie, zelfs niet in opdracht daarvan.” H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 23 Daarenboven, “kan de Doctrinaire Commissie publiek geen uitspraken doen in naam van geheel de Conferentie, indien zij hiervoor niet de uitdrukkelijke autorisatie heeft.” Congregatie voor de Geloofsleer, Aangaande Doctrinaire Commissies bij Bisschoppenconferenties, Tot de voorzitters van alle bisschoppenconferenties (23 nov 1990), 6 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 27 In werkelijkheid, “de eigen aard van het leerambt van de bisschoppen veronderstelt dat, wanneer zij het gezamenlijk in de Bisschoppenconferentie uitoefenen, dit gebeurt in de voltallige vergadering.” H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 23.26 Tot slot, “opdat de leerstellige verklaringen van de Bisschoppenconferentie … een authentiek magisterium vormen, en gepubliceerd kunnen worden in de naam van Conferentie zelf, dienen ze eenstemmig goedgekeurd te zijn door de bisschoppen die van de Conferentie lid zijn, of de recognitio te verkrijgen van de Apostolische Stoel indien ze in een voltallige vergadering zijn goedgekeurd door minstens tweederde van de prelaten die met beslissende stem deel uitmaken van de Conferentie.” H. Paus Johannes Paulus II, Motu Proprio, Over de theologische en juridische natuur van Bisschoppenconferenties, Apostolos Suos (21 mei 1998), 25
Dit gezegd zijnde, is het toch nodig de gelijkenissen te onderstrepen die de verhouding tussen de Congregatie en de Doctrinaire Commissies moeten kenmerken. Eén van de functies bv. van de Congregatie is de verificatie van de documenten, gepubliceerd door de andere Dicasteries van de Romeinse Curie voor wat betreft geloof en zeden. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Constitutie, Over de hervorming van de Romeinse Curie, Pastor Bonus (28 juni 1988), 54 Op analoge wijze “werken de Doctrinaire Commissies samen … met de andere Commissies van de Bisschoppenconferenties, in het bijzonder met deze die verantwoordelijkheid hebben gekregen op het gebied van de opvoeding (seminaries, universiteiten en scholen), de catechese, de liturgie en de oecumene, hierbij uitdrukking gevend aan hun eigen competente mening over alles wat voor de leer van belang is. Als norm geldt dat de andere Commissies belangrijke documenten niet zouden moeten publiceren zonder ook de mening ontvangen te hebben van de Doctrinaire Commissie, in zoverre het zaken betreft die binnen de competentie van de Doctrinaire Commissie vallen.” Congregatie voor de Geloofsleer, Aangaande Doctrinaire Commissies bij Bisschoppenconferenties, Tot de voorzitters van alle bisschoppenconferenties (23 nov 1990), 11