
H. Paus Paulus VI - 12 januari 1977
Wij begroeten in de eerste plaats de grote groep die het grootste deel uitmaakt van deze audiëntie - later zullen wij hierover iets zeggen -: zij zijn pastoors en lekenmissionarissen van de Neocatechumenale Gemeenschappen. Zij komen uit verschillende landen en, zoals jullie zien, maken zij deel uit van zeer diverse gemeenschappen - priesters, religieuzen, leken, enz. - en wij geven hun allemaal een hartelijk welkom. Later zullen we een paar woorden zeggen over deze gelegenheid en over het doel dat hen verenigt en hen ertoe brengt hun geloof te belijden in de Kerk, en ten slotte Onze speciale zegen. We herhalen, Neocatechumenale Gemeenschappen uit verschillende landen en continenten.
Wij begroeten nu de voornaamste groep door hun een klein geschenk te geven, dat wij zoals gebruikelijk geven in onze algemene audiëntie, namelijk een woord, een woord dat dan het onderwerp van meditatie wil zijn, van reflectie, al is het maar om onze sympathie te tonen voor degenen die luisteren.
De aanwezigheid in deze Audiëntie van een groep, significant in aantal - dat zijn jullie allemaal - en in de waardigheid van de deelnemers, jullie catechisten en vooral de Bisschoppen die jullie hebben meegenomen, van leden van de Neocatechumenale Gemeenschappen, geeft ons de gelegenheid om de aandacht van onze bezoekers te trekken en van degenen die willen luisteren naar ons vertrouwd woord over twee gebeurtenissen in de Katholieke Kerk; namelijk de Bisschoppelijke Synode van 1974, drie jaar geleden, die als thema "de evangelisatie" in onze tijd had, hoe men het Evangelie kan verspreiden: dat was het thema van de Synode in 1974 en dat stof gaf voor onze daarop volgende Apostolische Exhortatie "H. Paus Paulus VI - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Evangelii Nuntiandi
Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld
(8 december 1975)" van 8 december 1975. Als wij de pretentie hadden om reclame te maken voor onze documenten, dan zouden wij dit document u bijna willen aanbevelen omdat het heel intens is en alles bevat wat de bisschoppen in de Synode hebben gezegd. Ik heb geprobeerd om te interpreteren, om al hun ideeën te verzamelen en te ordenen, om ze toegankelijk te maken in een zo eenvoudig mogelijke taal, maar ook zo mogelijk belangrijk en duidelijk. En dit geeft ons moed om het bijzonder aan jullie aan te bevelen die neocatechumenen willen zijn, die namelijk onderricht willen geven, evangelisatie aan deze grote scharen van volkeren die jullie willen benaderen. Ik geloof dat het goed zou zijn voor jullie en goed voor jullie leerlingen, voor jullie discipelen.
De tweede gebeurtenis ligt nog in de toekomst en zal plaats hebben dit jaar, te beginnen op 30 september: het is een andere Bisschoppensynode (…) Het thema is dat van de evangelisatie maar in zijn aspect van "de catechese"; hoe leer je de godsdienst vooral aan de kinderen, de jongeren en ook aan de volwassenen in dit tijdperk van onze beschaving; en hoe wordt men leraar van catechese. Het zijn de Bisschoppen die dit thema hebben gewild, zij zullen het hernemen en ontwikkelen. Dit om te zeggen hoe jullie neocatechumenen actueel zijn.
Dit bewijst het besef van de fundamentele missie van de Kerk, de boodschap van het evangelie te verspreiden, volgens de opdracht van Jezus aan het einde van zijn zichtbare aanwezigheid op aarde - welke waren toen zijn woorden? Gaat en verkondigt! - : "Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen" (Mt. 28, 19), dit besef is waakzaam en werkzaam in onze Kerk van vandaag. Hoe vaak zegt men, als wij de geschiedenis en de historische tijdperken van de Kerk analyseren: “Maar waar ging het over?” Er waren namelijk oorlogen tussen de landen of er waren dogmatische discussies die de publieke opinie en het pastoraat wel interesseerden of niet. De Kerk is teruggekomen op haar functies en pastorale plichten en de eerste pastorale plicht is de aankondiging van het Evangelie en de wereld tegemoet te gaan en te zeggen: “Kijk, ik breng jou de boodschap, de boodschap die de engelen aan de aarde hebben gebracht: Eer aan God en vrede op aarde!”, en dan de boodschap van Christus, het Evangelie te verkondigen, namelijk het goede woord dat Jezus Christus ons heeft geleerd.
Dit besef, ik herhaal het, is waakzaam en werkzaam in de Kerk van vandaag, en betreft haar in het geheel – dit is ook heel mooi – de bedienaars, namelijk de Bisschoppen, de priesters, de religieuzen, mannen en vrouwen en de gelovigen! De gelovigen zelf worden de stem die deze boodschap moet verspreiden: de boodschap van de evangelische aankondiging die vandaag meer dan ooit verkondigd moet worden om twee redenen die tegenstrijdig schijnen te zijn.
Ten eerste moeten wij het verkondigen omdat de wereld doof is, en dan moeten wij de stem verheffen en zo moet men de manier vinden om het te laten begrijpen en volhouden en aandringen, men moet allen bijeenroepen tot een nieuwe school, enz. De moeite wordt uitdagend, het wordt een aansporing om leraren te worden van onze catechese, namelijk van de Waarheid van het Evangelie, om te verkondigen, omdat de wereld doof is. En ten tweede, dit is het tegenovergestelde. Voor degenen die kunnen zien, voor degenen die kunnen lezen in het hart van de menigte, in het hart van de wereld, zij kunnen zien dat er een ontevredenheid is, een onrust, de noodzaak van een echt woord, een goed woord, een woord dat de zin van het leven zegt! En de wereld weet niet meer wat dit woord is, zij weet dit woord niet meer te omschrijven; de wereld leeft kortzichtig en is blind te midden van de duisternis. Wij hebben de lantaarn, wij hebben de lamp, wij hebben het Woord van het Evangelie dat het Licht van de wereld wordt. De Heer heeft aan zijn leerlingen gezegd: “Jullie zijn het licht van de wereld”. Zie, als wij het licht van de wereld zijn dan moeten wij deze verloren mensen tegemoet gaan, deze mensen zo boos, zo wreed, zelfs zo losgeslagen, zonder principes, zonder lijnen van goed en menselijk gedrag, wij moeten hen tegemoet gaan en zeggen: zie, kijk, dat is het pad, dat is de weg. En ik herhaal het, om deze twee redenen, de ene de moeite en de andere de kans om het Evangelie te verkondigen, zie dat de Kerk het woord neemt.
We bevinden ons dan ook in een zeer geaccentueerde apostolische, missionaire, onderwijzende fase in het leven van de Kerk; wij allen moeten ons daar inzetten.
De opbouw van het Mystieke Lichaam van Christus op aarde, dat is onze huidige Kerk, is de plicht van elke gelovige, aldus het Concilie Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 33, dus niet alleen van de priesters, de bisschoppen, enz. maar van elke gelovige. Iedereen moet getuige zijn, moet weten te vertalen, tenminste met zijn voorbeeld en zijn steun, de boodschap die hij draagt. Er bestaat geen stomme christen, er bestaat geen onvruchtbare christen, er bestaat geen christen die voor zichzelf leeft; hij moet voor de gemeenschap leven, voor het mystieke Lichaam dat de Kerk heet.
In deze visie is het duidelijk en wenselijk, dat men de inspanningen vermeerdert om dit immense en dringende programma te verwerkelijken: evangeliseren, catechiseren. Er zijn vele parallelle initiatieven die lijken op jullie initiatief, en zo zijn wij getuigen van de bloei van de werken en middelen om aan de verkondiging van het evangelie zijn beste verspreiding en interpretatie te geven. We zullen opmerken hoe dit veelzijdig verschijnsel in de heilige Kerk niet alleen het onderwijzende en didactische aspect van haar activiteiten betreft. Het gaat niet alleen om de leer vanuit een meester naar een leerling, maar het gaat eerder om de bredere, pedagogische, vitale aspecten die verbonden zijn aan een levensstijl waarin de leer van de godsdienstige waarheden parallel is aan de schoolleer, nog meer: die verbonden is met de belijdenis van het leven waarvan de leer de norm en het principe is.
Ten tweede, zien we hoe deze taak niet het kenmerk in zich draagt van een ernstig of moeilijke last voor wie ze vervult, of voor wie er baat bij vindt, hoewel dit in werkelijkheid wel zo is. Wat is een van de grote moeilijkheden die de priesters ontmoeten? Tja, ze komen niet! Wat saai: naar een preek luisteren, een les aanhoren, uit de catechismus leren; dit maakt me moe, ik wandel graag, ik ga graag naar de bioscoop, speel, enz. Maar deze Kerk die onderricht, wordt ze zo saai? Het is niet zo!
Laten we onszelf zeggen en ook aan ons volk. Wie het geheim van de waarheid, dat onze woorden bevatten, heeft begrepen wordt door dit licht, door deze waarheid, getroffen. Hij verandert zowel in de apostel, in de priester of in de verkondiger, als ook in de leerling die luistert: "Wow! Ik wist niet dat het zo mooi was, maar het is waar, zie...". Er opent zich, ik herhaal, een horizon van licht en schoonheid, die bijna onvoorstelbaar was. De vervulling van deze moeilijke taak wordt een eer, een geluk, het wordt een nobele en verheffende roeping.
Ik zou aan de missionarissen onder jullie willen vragen: waarom zijn jullie missionarissen? Omdat jullie verrukt zijn over de betekenis van het Evangelie, van wat het betekent de waarheid te verkondigen, het geheim van het leven te verkondigen, Gods plannen, hoop die niet sterft! Maar het wordt zo’n schoonheid dat je er niet meer aan kunt ontkomen en wij worden geroepen apostelen en verkondigers van deze waarheid te zijn!
De vervulling van deze plicht van het verkondigen is niet langer saai, zoals ook de taak om te luisteren niet meer vervelend is; het brengt in zich de omvorming van de vermoeidheid die dit met zich meebrengt; en het maakt zijn getuigen gelukkig, het maakt hen veilig, het maakt hun van tevoren deelnemers aan de goederen van dat Koninkrijk van God dat ze verkondigen. Op onze plaats, hier midden in de Kerk, moeten wij zoveel mensen die van ver komen, van de missies, ontvangen. En vooral dezen die wij met veel vreugde ontvangen, laten wij spreken om hun getuigenis te ontvangen.
Sommigen hebben enorme moeilijkheden, men weet niet hoe zij kunnen leven, overleven, ziektes overwinnen, vijandigheden, bedreigingen, enz. Maar toch zeg ik jullie dit, zodat ook jullie blij kunnen zijn, wanneer zij over zichzelf spreken en zich definiëren, uiten zij een vreugde die geen gelijkenis heeft met andere vreugdes van de wereld. En als Wij durven zeggen: "Wilt u hier blijven of wilt u teruggaan?" "Ik wil terug, ik wil terug!". En ze gaan de grote moeilijkheden tegemoet, omdat zij overweldigd zijn door de vreugde van het Evangelie.
Wij zullen dan zeggen dat degenen die met een eenvoudig en edelmoedig hart zich in dienst van de evangelisatie stellen, een metamorfose ondergaan, zeker via een geheim, maar onmisbaar charisma van de Heilige Geest. Zij ondergaan een psychologische en morele metamorfose die kenmerkend is; het is die metamorfose, die verandering, die moeilijkheden in drijfveren omzet.
Ik herhaal wat ik al eerder zei, waarom gaan de missionarissen terug? Omdat er zo veel te doen is, omdat er veel armen zijn die getroost moeten worden, omdat er gevaren zijn: "Ik moet zelf de melaatsen gaan genezen, ik moet zelf voorkomen dat deze armen worden overweldigd door andere sociale bewegingen en dat zij slaaf worden van ondraaglijke situaties". De moeilijkheid, het obstakel, wordt aantrekkelijk. Wat eerst beangstigde, vervelend was, ergerde, werd vervolgens de aantrekkende kracht die doet inzetten, die bindt, die tot apostel maakt, die, met een groot woord gezegd maar algemeen bedoeld, tot "martelaar" maakt, ofwel getuige. Dit verschijnsel is geweldig. Wie de verschijnselen van de kerk kan zien - Wij hebben deze verantwoordelijkheid en dit geluk - kan niets anders zeggen dan: dank u, God, omdat Gij mij deze visie hebt gegeven, om inderdaad zoveel mensen te zien die enthousiast zijn over het Evangelie, het moeilijke Evangelie, het pijnlijke evangelie, het Evangelie dat moeite kost, het Evangelie dat geen nut heeft, het Evangelie dat tegen alle mentaliteiten en alle ondeugden en obstakels van de wereld botst. Het Evangelie, ik herhaal, maakt degenen die het prediken gelukkig, en zet moeilijkheden om in drijfveren, gevaren in trekpleisters, en zelfs nederlagen - het lijkt een paradox – het zet nederlagen, dat wil zeggen mislukkingen, om in eretitels (maar ik heb gedaan wat ik kon!); het brengt dus ook vrede die rustig afdaalt in deze harten, die niet eens de voldoening van het resultaat van hun inspanningen hebben gehad.
Nu kunnen wij dus ook het getuigenis, dat onze bezoekers ons vandaag brengen, begrijpen: dit draait rond de as van het christelijk leven, wat het Doopsel is.
Het woord "catechumenaat" verwijst naar het Doopsel: het Catechumenaat was de voorbereidingsperiode op het Doopsel. Nu heeft het Doopsel deze ontwikkeling niet meer, althans, niet zo didactisch en wijd verspreid. Zij zeggen dus: "Nou, doe het ná het doopsel." De heiligmakende genade was niet genoeg, of beter, de heiligmakende genade heeft niets anders gedaan dan een vuur ontsteken dat vervolgens verlichtend en levens verspreidend moet worden. H. Augustinus geeft hiervoor een wenk: "Kunnen wij het niet ervoor doen? Dan doen wij later het Catechumenaat", dat wil zeggen het onderwijs, de voltooiing en de opvoeding, de hele educatieve taak van de Kerk, na het Doopsel.
Het sacrament van de christelijke wedergeboorte moet weer terug gaan naar wat het ooit in het bewustzijn en de gewoontes van de eerste generaties van het christendom was.
De praxis (de praktijk, nietwaar?) en de norm van de Kerk hebben de heilige gewoonte van het verlenen van het Doopsel aan pasgeborenen geïntroduceerd. Welk onderwijs hebben ze gekregen? Ziehier de noodzaak van de peetvader die namens de dopeling smeekbedes verricht en spreekt. Maar de dopeling heeft geen enkele baat bij deze verklaring die de peetvader aan de priester aflegt, toelatend dat de doopritus de voorbereiding nu liturgisch concentreert, de voorbereiding die, in het begin, toen de maatschappij diep heidens was, aan het doopsel voorafging, en die Catechumenaat werd genoemd. De Kerk heeft deze voorbereidingsperiode vervolgens ingekort: waarom? Juist omdat gezinnen allemaal katholiek waren, ze waren allemaal goed, allemaal christelijk, de maatschappij was ten diepste christelijk ingesteld; ze zullen het onderweg wel leren.
Maar nu onze samenleving niet langer uniform en homogeen is, maar pluralistisch, het is in zichzelf zelfs vol tegenstrijdigheden en obstakels voor het Evangelie in de sociale omgeving van vandaag, moet deze methode, zoals ik zei, worden aangevuld met een onderwijs, met een postume initiatie die eigen is aan de christelijke manier van leven: dit onderwijs moet na het Doopsel plaatsvinden.
Dit is het geheim van jullie formule: het geeft een godsdienstige ondersteuning, het verleent een praktische training tot de christelijke trouw en het vervult een daadwerkelijke inlijving in de gemeenschap van gelovigen die de Kerk is; en dit alles gebeurt nadat men in feite op bovennatuurlijke wijze al in de Kerk is, maar het is als een zaad dat nog geen tijd heeft gehad om goed wortel te schieten.
Zie dus de wedergeboorte van de naam “Catechumenaat”, dat natuurlijk het belang van de huidige discipline rond het doopsel niet ongeldig wil verklaren of verminderen, maar het wil toepassen met een geleidelijke en intensieve methode van evangelisatie die herinnert aan en in zekere zin het Catechumenaat van andere tijdperken vernieuwt. Wie al gedoopt is heeft het nodig om te begrijpen, om na te denken, om te waarderen, om toe te stemmen met de onschatbare waarde van het ontvangen Sacrament.
En wij zijn blij om te constateren dat deze noodzaak vandaag begrepen wordt door de kerkelijke institutionele structuren, de parochies, in het bijzonder de Bisdommen, en alle andere religieuze families; en, zoals ik heb gezegd, in deze structuur zijn de parochies fundamenteel.
Men ziet dus een catechese na de catechese ontstaan, die men bij het Doopsel niet heeft gehad: “de pastoraal van de volwassenen”, zoals men vandaag zegt, krijgt vorm, schept nieuwe methoden en nieuwe programma’s, en daarna nieuwe bedienaars – hoe groot is de nood aan mensen die helpen: zie de catechisten, zie de zelfde zusters, zie de gezinnen die ook leraren worden van deze evangelisatie na het Doopsel. Nieuwe vormen van liefde, van cultuur en van maatschappelijke solidariteit laten de levendigheid van de christelijke gemeenschap groeien en maken van haar tegenover de wereld de verdediging, de apologie en de aantrekking.
Vele mensen polariseren tegen deze Neocatechumenale Gemeenschappen omdat zij zien dat daar een eerlijkheid is, een waarheid is, iets levendigs en authentieks: er is Christus die in de wereld leeft.
En laat dit geschieden met Onze apostolische zegen.