Paus Pius XII - 24 oktober 1954
Aangezien de mariologie tot de theologische wetenschappen behoort, is het op de eerste plaats vereist, dat zij op soliede theologische grondslagen steunt; en dit des te meer, naarmate het onderzoek dieper gaat en naarmate de waarheden van de mariologie nauwkeuriger met elkaar en met de andere theologische waarheden worden vergeleken en verbonden, gelijk men hiermee na de |plechtige dogmaverklaring van de onbevlekte ontvangenis van de allerzaligste Maagd Maria door onze voorganger Pius IX met prijzenswaardige ijver is begonnen en ook in onze dagen doet met steeds rijker vrucht. Dit onderzoek is niet altijd gemakkelijk en eenvoudig; want om dit terdege en met goed resultaat te kunnen doen, moeten zowel de "positieve" als "speculatieve" wetenschappen samenwerken en deze hebben ieder haar eigen methoden en regels. Deze onderzoekingsarbeid, ook met betrekking tot de mariologie, gaat des te veiliger en met des te meer succes te werk, naarmate allen beter voor ogen houden, wat "in zaken van geloof en zeden voor ieder theoloog de naaste en universele norm der waarheid" Paus Pius XII, Encycliek, Over sommige valse meningen die de grondslagen van de Katholieke leer dreigen te ondermijnen, Humani Generis (12 aug 1950), 18 moet zijn, nl. het heilig leergezag van de Kerk. Gelijk wij immers in onze encycliek Paus Pius XII - Encycliek
Humani Generis
Over sommige valse meningen die de grondslagen van de Katholieke leer dreigen te ondermijnen
(12 augustus 1950) hebben uiteengezet, gaf God dit leergezag aan Zijn Kerk "om ook die punten toe te lichten en naar voren te brengen, die in het pand van het geloof slechts duister en als het ware ingesloten zijn vervat". Paus Pius XII, Encycliek, Over sommige valse meningen die de grondslagen van de Katholieke leer dreigen te ondermijnen, Humani Generis (12 aug 1950), 21 De authentieke toelichting en verklaring van dit pand van het geloof vertrouwde de goddelijke Verlosser uitsluitend toe aan het leergezag van de Kerk. De theologen echter hebben de gewichtige taak om volgens opdracht en onder leiding van de Kerk die schat uit te diepen en de aard en samenhang van de afzonderlijke waarheden naar de normen van de gewijde wetenschap te doorvorsen en uit te leggen.