H. Paus Pius X - 11 juni 1905
Het arbeidsveld der katholieke actie is zeer uitgestrekt. Op zich sluit ze volstrekt niets uit, van hetgeen op een of andere wijze rechtstreeks of onrechtstreeks tot de goddelijke zending der Kerk behoort. Men begrijpt gemakkelijk de noodzakelijkheid om persoonlijk mee te werken aan het grote werk, dat zo belangrijk is niet alleen voor de heiliging onzer ziel, maar ook voor de verbreiding en altijd betere ontwikkeling van het rijk Gods in de individuen, in de gezinnen en in de maatschappij. Ieder moet, overeenkomstig zijn eigen krachten, zorgen voor het welzijn van de evenmens door de verbreiding der geopenbaarde waarheid, door de beoefening der christelijke deugden en door de werken van naastenliefde of de geestelijke en lichamelijke werken van barmhartigheid. Dit is een leven leiden, dat God waardig is en waartoe de H. Paulus ons aanspoort met de woorden: ,,dat gij een leven moogt leiden de Heer waardig en Hem in alles behagen; dat ge in ieder goed werk vruchten moogt dragen en toenemen moogt in de kennis van God" (Kol. 1, 10)
Behalve deze goederen echter is er een groot aantal andere, die tot de natuurlijke orde behoren. Deze vallen niet rechtstreeks onder het voorwerp van de zending der Kerk, maar komen er toch bijna als een natuurlijk gevolg uit voort. Zo sterk is het licht der katholieke openbaring, dat het zich in volle levendigheid over alle wetenschap verbreidt. Zo groot is de kracht der beginselen van het Evangelie, dat de voorschriften der natuurwet zekerder wortel schieten en groter levenskracht krijgen. Zo machtig eindelijk is de uitwerking der door Christus verkondigde waarheid en zedenleer, dat zelfs het stoffelijk welzijn van de individuen, van het gezin en van de menselijke maatschappij er op providentiële wijze door gesterkt en bevorderd wordt.
Hoewel de Kerk Jezus Christus de gekruisigde predikt, een ergernis en een dwaasheid voor de wereld (1 Kor. 1, 23), is ze toch de allereerste, die de beschaving heeft opgewekt en bevorderd. Ze heeft die verbreid overal, waar haar apostelen predikten. Ze behield en vervolmaakte de goede elementen der oude heidense beschaving. Ze onttrok de nieuwe volken, die een toevlucht zochten in haar moederschoot, aan de barbaarsheid en voedde ze op tot een burgerlijke samenleving, en zo gaf ze, weliswaar stap voor stap, maar toch met zekere en steeds vooruitgaande tred aan heel de maatschappij die zo geprononceerde karaktertrek, die nog heden algemeen bewaard is gebleven. De beschaving der wereld is een christelijke beschaving; ze is des te echter, des te duurzamer, des te rijker aan kostbare vruchten, naarmate ze meer geprononceerd christelijk is; ze raakt meer in verval -tot onberekenbare schade voor het welzijn der maatschappij -, naarmate ze zich meer aan de christelijke idee onttrekt.
Vandaar dan ook, dat de Kerk door de kracht, die in de dingen zelf zit, ook werkelijk de behoedster en verdedigster der christelijke beschaving wordt. Dit feit werd in andere eeuwen der geschiedenis erkend en toegegeven. Het vormde zelfs de onwrikbare grondslag der burgerlijke wetgevingen. Op dit feit steunden de betrekkingen tussen de Kerk en de staten, de erkenning in het staatsleven van het gezag der Kerk in alle dingen, die op welke wijze ook het geweten raken, de ondergeschiktheid van alle staatswetten aan de goddelijke wetten van het Evangelie, de overeenstemming der beide machten - staat en Kerk - om het tijdelijk welzijn der volken te verzorgen op zulk een wijze, dat hun eeuwig welzijn er niet onder te lijden had.
We behoeven u niet te zeggen, eerbiedwaardige broeders, welk een voorspoed en welvaart, welk een vrede en eendracht, welk een eerbiedige onderwerping aan het gezag en welk een uitstekende wijze van regeren er in de wereld zouden ontstaan en bewaard blijven, als het ideaal der christelijke beschaving overal kon verwezenlijkt worden. Maar, gegeven het feit van de voortdurende strijd van het vlees tegen de geest, van de duisternis tegen het licht, van satan tegen God, kunnen we zulk een groot goed niet verwachten, ten minste niet in heel zijn volle omvang. Vandaar, tegenover de vreedzame veroveringen der Kerk voortdurende aanvallen, die des te droeviger en noodlottiger zijn, naarmate de menselijke maatschappij meer de neiging heeft om zich te laten leiden door beginselen, die vijandig staan tegenover de christelijke opvatting, ja zelfs om geheel en al van God af te vallen.
Toch is dit geen reden, om de moed te verliezen. De Kerk weet, dat de poorten der hel niets tegen haar zullen vermogen, maar ze weet ook, dat ze in de wereld verdrukking zal vinden; dat haar apostelen gezonden zijn als lammeren onder de wolven; dat haar volgelingen steeds zullen bedolven worden onder haat en verachting, gelijk haar goddelijke Stichter met haat en verachting verzadigd werd. De Kerk gaat daarom onverschrokken voorwaarts, en terwijl ze het rijk van God verbreidt daar, waar het nog niet gepredikt werd, beijvert ze zich op alle wijzen om de verliezen, die ze in het reeds veroverde gebied van het rijk geleden heeft, weer te herstellen.
"Alles herstellen in Christus" Vgl. Ef. 1, 10 is altijd de leuze der Kerk geweest en is heel bijzonder onze leuze in de gevaarlijke tijden, die we doormaken. Alles herstellen, niet zo maar op een of andere manier, maar in Christus; alles, wat op de aarde en in de hemel is, herstellen in Hem (Ef. 1, 10) voegt de Apostel er bij. In Christus herstellen niet alleen datgene, dat rechtstreeks behoort tot de goddelijke zending der Kerk, nl. de zielen tot God te leiden, maar ook datgene, dat, zoals we uiteengezet hebben, vanzelf uit die goddelijke zending voortvloeit: de christelijke beschaving in het geheel van al de elementen en van elk der elementen, die haar vormen.
En om ons hier te bepalen tot dit laatste onderdeel van het herstel, dat we verlangen, ge ziet heel goed, eerbiedwaardige broeders, hoe belangrijk de hulp is, welke de Kerk ondervindt van die keurtroepen van katholieken, die zich juist tot doel stellen al hun levende strijdkrachten te verzamelen om de antichristelijke beschaving met ieder rechtvaardig en legaal middel te bestrijden; met alle middelen de daaruit volgende ernstige mistoestanden te verbeteren; Jezus Christus terug te brengen in het gezin, in de school, in het maatschappelijk leven; het beginsel omtrent het menselijk gezag als vertegenwoordiger van het gezag van God weer vast te leggen; bovenal de belangen van het volk, en in het bijzonder van de klasse der arbeiders en der landbouwers ter harte te nemen, niet alleen door in aller harten het beginsel van de godsdienst ingang te doen vinden, de enige ware bron van troost bij de zorgen van het leven, maar ook door ijverige bemoeiingen om hun tranen te drogen, hun pijnen te verzachten, hun economische toestand te verbeteren, door daarin te voorzien door goed geleide maatregelen; bijgevolg er voor te werken, dat de staatswetten in overeenstemming gebracht worden met de rechtvaardigheid en dat die, welke daarmee in tegenspraak zijn, verbeterd of ingetrokken worden; ten slotte de rechten van God in alle dingen en de niet minder heilige rechten der Kerk in oprecht katholieke geest te verdedigen en te handhaven.
Het complex van al deze werken, die grotendeels door katholieke leken in stand gehouden en bevorderd worden en die berusten op verschillende ideeën, al naargelang de eigen behoeften van ieder volk en de bijzondere omstandigheden in ieder land, vormt juist datgene, wat men gewoon is met een bijzondere en ongetwijfeld eervolle benaming als de "katholieke actie" of de "actie der 'katholieken" aan te duiden. Ze is te allen tijde de Kerk te hulp gekomen en de Kerk heeft die hulp altijd goedgunstig aanvaard en gezegend, hoewel ze naar de tijdsomstandigheden op verschillende wijze werd uitgeoefend.
Hier moet inderdaad terstond worden opgemerkt, dat niet alles, wat in vroeger eeuwen nuttig en zelfs uitsluitend doeltreffend was, tegenwoordig juist in dezelfde vorm kan hersteld worden. Zo talrijk zijn de radicale veranderingen, die met het verloop van de tijd zich in de maatschappij en in het openbare leven geleidelijk ontwikkeld hebben; zo talrijk zijn de nieuwe behoeften, die de veranderde omstandigheden voortdurend doen ontstaan. Maar de Kerk heeft in de lange loop van haar geschiedenis altijd en bij iedere gelegenheid schitterend getoond, een bewonderenswaardig aanpassingsvermogen te bezitten tegenover de veranderlijke toestanden in de burgerlijke maatschappij. Steeds met behoud der integriteit en der onveranderlijkheid van het geloof en van de zedenleer, en eveneens met behoud van haar heilige rechten, plooit en voegt ze zich gemakkelijk in alles, wat wisselvallig en bijkomstig is, naar de wisselende omstandigheden der tijden en naar de nieuwe maatschappelijke behoeften. ,,De godsvrucht", zegt de H. Paulus, ,,is nuttig onder alle opzichten, daar ze de goddelijke belofte heeft, zowel voor dit leven als voor het toekomstige." (1 Tim. 4, 8)