H. Paus Pius X - 11 juni 1905
Hieruit blijkt duidelijk, hoe slecht beraden degenen waren (trouwens slechts weinigen), die hier in Italië en onder onze ogen zich wilden belasten met een zending, die ze niet van ons noch van iemand onzer broeders in het bisschopsambt ontvangen hadden en die het ondernamen die zending te volbrengen, niet alleen zonder de verschuldigde eerbied voor het gezag, maar zelfs apert tegen de; wil van het gezag in, terwijl ze hun ongehoorzaamheid door nietswaardige onderscheidingen een schijn van wettigheid trachtten te geven. Ook zij beweerden een banier te heffen in de naam van Christus, maar zulk een banier kon niet van Christus zijn, want ze droeg niet in zich de leer van de goddelijke Verlosser, die ook hier toepasselijk is: "Wie u hoort, hoort Mij; en wie u versmaadt, versmaadt Mij." (Lc. 10, 16), "Wie niet met Mij is, is tegen Mij; en wie niet met Mij verzamelt, verstrooit." (Lc. 11, 23) Met de bitterste droefheid hebben we zulk een streven moeten veroordelen en met gezag een halt moeten toeroepen aan een beweging, die zich reeds begon te vormen. En onze droefheid was des te groter, omdat we zagen, hoe een groot getal van jongeren, die ons zo dierbaar zijn, en waaronder velen van uitstekend verstand, van vurige ijver en in staat om bij goede leiding veel goeds tot stand te brengen, zich onbezonnen langs zulk een valse weg lieten voortslepen.