H. Paus Pius X - 11 juni 1905
Vóór alles moet men er in zijn hart diep van overtuigd zijn, dat een werktuig te kort schiet, als het niet geëigend is voor het werk, dat men ten uitvoer wil brengen. De katholieke actie (zoals uit het boven gezegde klaarblijkelijk valt af te leiden) vormt, wijl ze zich tot doel stelt, alles in Christus te herstellen, een waar apostolaat voor de eer en glorie van Jezus Christus zelf. Om dat apostolaat goed uit te oefenen, hebben we de goddelijke genade nodig en deze wordt aan de apostel niet gegeven, als hij niet met Christus verenigd is. Alleen als we Jezus Christus in ons gevormd hebben, zullen we Hem gemakkelijker kunnen terugbrengen in de gezinnen, in de maatschappij. Bijgevolg, allen, die geroepen worden om de katholieke beweging te leiden of zich wijden aan de bevordering er van, moeten onder alle opzichten beproefde katholieken zijn, die overtuigd zijn van hun geloof, degelijk onderwezen in de zaken van de godsdienst, oprecht gehoorzaam aan de Kerk en in het bijzonder aan deze Apostolische Stoel en aan de plaatsbekleder van Jezus Christus op aarde. Het moeten mensen zijn van ware godsvrucht, van mannelijke deugden, van reine zeden en van zulk een vlekkeloos leven, dat ze allen tot krachtig werkend voorbeeld kunnen strekken. Zonder deze gesteltenis zal het niet alleen moeilijk zijn, om bij anderen het goede te bevorderen, maar zal het bijna onmogelijk zijn om met de ware mening te handelen en zullen de krachten ontbreken om met volharding de verdrietelijkheden te dragen, welke ieder apostolaat met zich medebrengt, de lasteringen der tegenstanders, de lauwheid en de geringe medewerking ook van rechtschapen mensen, ten slotte somtijds zelfs de jaloersheden van vrienden en zelfs van medewerkers, dingen, die, gezien de zwakheid der menselijke natuur, ongetwijfeld te verontschuldigen, maar. toch zeer nadelig zijn en oorzaak van onenigheden, van botsingen en van onderling gekibbel. Slechts een geduldige en in het goede sterk gevestigde deugd, die tegelijk soepel en fijngevoelig is, is in staat deze moeilijkheden uit de weg te ruimen of te verminderen, zodat het werk, waaraan de katholieke krachten zich wijden, er niet door in gevaar wordt gebracht. "Dit", zeide de H. Petrus tot de eerste gelovigen, "is de wil van God, dat ge, door het goede te doen, het onverstand van domme mensen tot zwijgen brengt." (1 Pt. 2, 15)