Paus Franciscus - 11 februari 2015
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
Na te hebben nagedacht over de figuren van Paus Franciscus - Audiëntie
Het gezin - 2. Moeder
Aula Paulus VI
(7 januari 2015) en Paus Franciscus - Audiëntie
Het gezin - 3. Vader
Aula Paulus VI
(28 januari 2015), wil ik in deze catechese over het gezin, spreken over het kind of, beter, over de kinderen. Mijn uitgangspunt is het mooie beeld van Jesaja. De profeet schrijft: “van overal stromen ze naar u toe, uw zonen komen van verre, uw dochter draagt men op de arm. Bij het zien hiervan zult gij met blijdschap worden vervuld en uw hart zal bonzen en wijs worden van vreugde” (Jes. 60, 4-5a). Dit is een schitterend beeld, een beeld van geluk dat werkelijkheid wordt in de hereniging van ouders en kinderen, die de weg gaan naar een toekomst van vrijheid en vrede, na een lange tijd van ontberingen en scheiding, toen het joodse volk ver van huis was.
Inderdaad, tussen de hoop van een volk en de verstandhouding tussen de generaties bestaat een nauwe band. We moeten dit goed denken. Er bestaat een enge band tussen de hoop van een volk en de verstandhouding tussen de generaties. De vreugde van de kinderen doet de harten van de ouders bonzen en maakt de toekomst opnieuw mogelijk. Kinderen zijn de vreugde van het gezin en van de samenleving. Ze zijn geen probleem van vruchtbaarheidsbiologie en ook niet een van de vele wijzen tot zelfrealisatie. En nog minder zijn ze het bezit van de ouders… Neen. Kinderen zijn een gave, een geschenk: verstaan? Kinderen zijn een gave. Elkeen is enig en onherhaalbaar en tegelijkertijd onmiskenbaar gebonden aan zijn wortels. Zoon of dochter zijn betekent inderdaad volgens het plan van God, in zich de herinnering dragen van de hoop en van de liefde die zichzelf verwezenlijkt heeft door het leven van een ander menselijk wezen, nieuw en origineel, op gang te brengen. En voor de ouders is elk kind zichzelf, anders en verschillend. Sta me een herinnering toe aan ons gezin. Ik herinner me dat mijn moeder over ons zei – we waren met vijf -: “Ik heb vijf kinderen”. Wanneer haar gevraagd werd: “Aan wie geef je de voorkeur, antwoordde zij: “Ik heb vijf kinderen, zoals ik vijf vingers heb {Toont de vingers van zijn hand}. Als men deze slaat, doet het me pijn, als men die andere slaat, doet het me pijn. Alle vijf doen ze me pijn. Allemaal zijn ze mijn kinderen, maar allen verschillende zoals de vingers van één hand”. Zo is het gezin. De kinderen zijn verschillend, maar allemaal kinderen.
Je houdt van een kind omdat het een kind is: niet omdat het mooi is, of omdat het zus of zo is; neen, maar omdat het een kind is! Niet omdat het mijn mening deelt of omdat het mijn verlangens vertolkt. Een kind is een kind: een leven door ons voortgebracht maar voor hem bestemd, voor zijn welzijn, voor het welzijn van het gezin, van de samenleving, van de hele mensheid.
Van hier komt ook de diepte van de menselijke ervaring zoon of dochter te zijn, die ons toelaat de meest gratuite dimensie van de liefde te ontdekken, die nooit ophoudt ons te verbazen. Het is de schoonheid van het eerst bemind zijn: kinderen worden bemind vóór ze er zijn. Vaak ontmoet ik hier op het plein moeders die mij hun buik tonen en een zegen vragen… die kindjes worden bemind vóór ze geboren zijn. En dat is gratuïteit, dat is liefde; ze worden bemind vóór de geboorte; zoals de liefde van God die ons altijd het eerst bemint. Ze worden bemind voordat ze iets gedaan hebben waardoor ze het zouden verdienen, voordat ze kunnen praten of denken, ja zelfs voor ze ter wereld komen! Kind zijn is de fundamentele voorwaarde om de liefde van God te verstaan die de ultieme bron is van dit ware wonder. In de ziel van elke kind, hoe kwetsbaar ook, drukt God het zegel van deze liefde die de grondslag is voor zijn waardigheid als persoon, een waardigheid die door niets of niemand kan vernietigd worden.
Vandaag schijnt het voor de kinderen moeilijker te zijn zich een voorstelling van hun toekomst te maken. De vaders – we hebben er in de vorige catecheses op gewezen – hebben misschien een stap teruggezet en de kinderen zijn onzekerder geworden om een stap voorwaarts te zetten. Van onze hemelse Vader kunnen we de goede verhouding tussen de generaties leren. Hij laat ieder van ons vrij maar nooit alleen. En als we ons vergissen, blijft Hij ons met geduld volgen zonder zijn liefde voor ons te verminderen. De hemelse Vader zet geen stappen terug in zijn liefde voor ons, nooit! Hij gaat altijd voorwaarts en als Hij niet vooruit kan, dan wacht Hij, nooit gaat Hij terug, Hij wil dat zijn kinderen moedig zijn en stappen vooruit zetten.
De kinderen, van hun kant, moeten niet terugschrikken voor de uitdaging een nieuwe wereld op te bouwen: het is hun goed recht een betere wereld na te streven dan die welke ze gekregen hebben! Maar dit moet gebeuren zonder aanmatiging, zonder eigenwaan. Van kinderen moet men het belang erkennen en aan ouders moet men eerbied betonen.
Het vierde gebod vraagt aan de kinderen – en dat zijn we allen – vader en moeder te eren. Vgl. Ex. 20, 12
Dit gebod komt onmiddellijk na die welke op God zelf betrekking hebben. Het gaat inderdaad over iets heiligs, iets goddelijks, iets dat ten grondslag ligt van elke andere soort eerbied tussen mensen. En in de bijbels formulering van het vierde gebod wordt toegevoegd: “Dan zult gij lang leven op de grond die de Heer uw God u schenkt”. De deugdzame band tussen de generaties is waarborg voor toekomst en is waarborg voor een werkelijk menselijke geschiedenis. Een samenleving waarin kinderen de ouders niet eren, is een samenleving zonder eer; wanneer de ouders niet geëerd worden, verliest men de eigen eer! Het is een samenleving die bestemd is om zich te vullen met harde en hebzuchtige jongeren. Een samenleving zuinig op nageslacht, die niet van kinderen houdt, ze vooral als een zorg beschouwt, een last, een gevaar, is een neergaande samenleving. We denken aan de vele samenlevingen die we in Europa kennen: het zijn neergaande samenlevingen, want ze willen geen kinderen, ze hebben geen kinderen, het geboortecijfer komt niet aan één procent. Waarom? Ieder van ons denkt na en antwoordt. Wanneer een kroostrijk gezin wordt beschouwd als een last, dan is er iets mis. Het krijgen van kinderen moet verantwoord zijn, zoals ook de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) van de zalige Paus Paulus VI leert, maar kinderen krijgen kan niet automatisch als een onverantwoorde keuze worden beschouwd. Geen kinderen krijgen is een egoïstische keuze. Het leven verjongt en krijgt energie door zich te vermenigvuldigen: verrijkt zich, verarmt zich niet! Kinderen leren zorg te dragen voor hun gezin, groeien door te delen in zijn offers, worden groot door zijn gaven te waarderen. De blije ervaring van broederlijkheid bevordert de eerbied en de zorg voor de ouders, die recht hebben op al onze dankbaarheid. Velen van jullie die hier aanwezig zijn hebben kinderen en wij allemaal zijn kinderen. Laten we een minuut stilte houden. Ieder die kinderen heeft, denke in het hart aan de eigen kinderen; in stilte. Laten we ook allen denken aan onze ouders en God danken voor de gave van het leven. Laat we in stilte denken aan hun kinderen en denken we allen aan onze ouders {stilte} de Heer zegene onze ouders en zegene jullie kinderen.
Jezus, de eeuwige Zoon, zoon geboren in de tijd, helpe ons de weg te vinden van een nieuwe uitstraling van die zo eenvoudige en zo grote menselijke ervaring van het kind zijn. In de vermenigvuldiging van het nageslacht is een mysterie van verrijking van het leven van allen aanwezig, dat van God zelf komt. We moeten dat herontdekken door het vooroordeel uit te dagen; en we moeten het beleven, gelovig en in volkomen blijheid. En ik zeg jullie: hoe mooi het is wanneer ik in jullie midden ben en de vaders en moeders zie die hun kinderen omhoog steken voor de zegen: dat is een haast goddelijk gebaar. Dank dat jullie het stellen.