Paus Leo XIII - 20 april 1884
Het ware te wensen, dat allen de boom beoordeelden naar de vruchten en zouden inzien, waar de zaden en kiemen liggen van de rampen, waaronder wij reeds gebukt gaan, en van de gevaren die ons bedreigen. Wij hebben te doen met een listigen, sluwen vijand, die volken en vorsten naar de mond praat en beiden door zachte, vleiende woorden gevangen houdt.
Onder de schijn van vriendschap trachtten de vrijmetselaars zich toegang te verschaffen bij de vorsten, met de bedoeling juist hen als machtige medewerkers en helpers te hebben ter vernietiging van het katholicisme. En om hen nog meer tegen de Kerk op te hitsen, brachten zij onophoudelijk de lasterlijke beschuldiging tegen haar in, dat zij uit afgunst twist zocht met de vorsten over hun koninklijke bevoegdheid en rechten. Door deze tactiek zeker van hun zaak en brutaal geworden, begonnen zij groten invloed te krijgen op de regeringen, terwijl zij overigens gereed stonden om de grondslagen van de rijken aan het wankelen te brengen en de vorsten te belasteren en te verdrijven, zo dikwijls dezen zich bij hun bestuur niet naar hun wensen gedroegen.
Op eenzelfde manier hebben zij, door het volk naar de mond te praten, ook daarmee hun spel gedreven. Zij hebben de mond vol klinkende woorden als "vrijheid" en "volkswelvaart". Het is, zo hebben zij het volk wijs gemaakt, de schuld van de Kerk en van de vorsten, dat de grote massa niet uit onrechtvaardige slavernij en gebrek is verlost. Op die wijze hebben zij onder het volk een dorst naar omwenteling opgewekt en het tot bestrijding van geestelijk en wereldlijk gezag opgestookt. Maar in werkelijkheid blijven de bereikte voordelen ver beneden de gewekte verwachtingen. Veeleer moet het volk, onder nog zwaarder druk dan vroeger, bij zijn ellende juist de troost missen, dien het bij een christelijke staatsinrichting gemakkelijk en in overvloed had kunnen vinden. Maar zo is het nu eenmaal: allen die zich verzetten tegen de orde, die door Gods voorzienigheid is vastgesteld, krijgen gewoonlijk deze straf voor hun hoogmoed: wat zij in hun onbezonnen verwachting hadden aangezien voor een bron van voorspoed en geluk, juist daarin vinden zij niets dan ongeluk en ellende.