Paus Leo XIII - 20 april 1884
Wat de huiselijke samenleving betreft, komt heel de leer van de naturalisten ongeveer hierop neer. Het huwelijk behoort tot het terrein van de contracten, en kan als degenen die het gesloten hebben dat willen, ook rechtens weer verbroken worden. De macht over de huwelijksband berust bij de burgerlijke overheden. Bij de opvoeding van de kinderen moet men hun omtrent de godsdienst niets voorhouden als een zekere, uitgemaakte zaak. Ieder moet vrij zijn om op volwassen leeftijd te kiezen wat hij wil.
Welnu, de vrijmetselaars zijn het daarmee volkomen eens. En dat niet alleen, maar het is reeds lang hun toeleg deze beginselen in zeden en levensgewoonten te doen overgaan. In vele, zelfs katholieke landen, is bij de wet bepaald, dat uitsluitend het burgerlijk huwelijk als geldig voor de wet wordt beschouwd. Elders is echtscheiding bij de wet toegestaan. Nog elders doet men pogingen om echtscheiding zo spoedig mogelijk bij de wet geoorloofd te maken. Zo gaat het met spoed de richting uit, dat het wezen van het huwelijk totaal veranderd wordt, d.w.z. dat het omgevormd wordt tot een onvaste, vluchtige verbintenis, die uit zinnenlust tot stand komt, en bij verandering van lust weer verbroken wordt.
Daar is echter één ding, waar de vrijmetselarij met de grootste eensgezindheid naar uitziet, namelijk het onderwijs van de jeugd aan zich te trekken. Op die leeftijd, menen de vrijmetselaars, kunnen zij het kneedbare, buigzame gemoed gemakkelijk naar hun goedvinden vormen en in hun richting wringen. Dit is volgens hen de beste weg om toekomstige burgers naar hun ideeën op te leiden. Daarom mogen de bedienaren van de Kerk bij de opvoeding en het onderwijs van de jeugd volgens hen geen enkele gelegenheid hebben tot onderricht of toezicht, en op vele plaatsen zijn zij er al in geslaagd te bewerken, dat heel het onderwijs in de handen van leken is, en dat bij de morele vorming geen sprake meer is van de hoge, heilige verplichtingen van de mens jegens God.