Paus Leo XIII - 20 april 1884
Zijn nu deze waarheden, ons als het ware door de natuur gegeven als grondbeginselen voor deken en handelen, weggevallen, dan begrijpt men gemakkelijk, wat er in het particuliere en openbare leven van de zedelijkheid moet terechtkomen.
Wij zwijgen van de bovennatuurlijke deugden, die niemand beoefenen of ook maar verkrijgen kan zonder een bijzondere gunst en genade van God. Het spreekt van zelf, dat er van deze deugden geen spoor te vinden is in mensen, die de verlossing van het mensdom, de bovennatuurlijke genade, de Sacramenten, en de zaligheid hiernamaals in de hemel als onbekende dingen verachten.
Wij spreken alleen maar over de verplichtingen van de natuurlijke zedelijkheid. God, de Schepper van de wereld, die haar in Zijn voorzienigheid bestuurt; de eeuwige wet, die beveelt de natuurlijke orde te bewaren en verbiedt haar te verstoren; het laatste doel van de mens, dat alle belangen ver overtreft en buiten de aardse dingen gelegen is: ziedaar de bronnen, ziedaar de beginselen van alle rechtvaardigheid en zedelijkheid. Worden die beginselen verworpen - en dat plegen de naturalisten en ook de vrijmetselaars te doen - dan heeft de kennis van recht en onrecht onmiddellijk geen vast en verdedigbaar steunpunt meer. Inderdaad, de enige moraal welke de vrijmetselarij aanvaardt, en waarin het opgroeiend geslacht volgens haar gevormd moet worden, is de zogenaamde lekenmoraal, de onafhankelijke, de vrije moraal, d.w.z. een moraal zonder enige godsdienstige gedachte. Maar hoe arm zulk een moraal is, hoe krachteloos, hoe wankel zij is bij iedere windvlaag van de hartstochten wordt door de betreurenswaardige vruchten ervan, die voor een deel al zichtbaar zijn, voldoende aangetoond. Want overal waar die moraal vrijer haar invloed kon doen gelden, overal waar het christelijk onderwijs zijn plaats moest ruimen, daar verdwenen spoedig goede en reine zeden, daar kwamen monsterachtige theorieën in zwang, daar steeg misdadige overmoed ten top. Algemeen klaagt men daarover en betreurt men het; en zelfs niet weinigen van hen, die het eigenlijk in de verste verte niet zouden willen erkennen, moeten daar onder de drang van de duidelijke werkelijkheid menigmaal getuigenis van afleggen.
Bovendien, daar de menselijke natuur als gevolg van de smet van de erfzonde veel meer tot het kwaad dan tot de deugd geneigd is, is het voor een zedelijk leven volstrekt vereiste, de opstandige neigingen te bedwingen en de begeerten aan de rede te onderwerpen. Deze strijd vordert zeer dikwijls de verachting van het aardse en de aanvaarding van de zwaarste inspanning en moeite, om te bereiken dat het verstand altijd zegevierend zijn vereiste heerschappij behoude. Maar de naturalisten en vrijmetselaars hechten in het geheel geen geloof aan de goddelijke openbaring en ontkennen dus de zondeval van de stamvader van het menselijk geslacht. Consequent ontkennen zij, dat de vrije wil ook maar in iets "verzwakt en ten kwade geneigd" Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 1 is. Integendeel, zij geven een overdreven voorstelling van de kracht en de voortreffelijkheid van de menselijke natuur, leggen in haar alleen het beginsel en de maatstaf van het zedelijk goed, en kunnen zelfs niet op de gedachte komen, dat er tot bedaring van de onstuimige opwellingen van de natuur en tot beheersing van de begeerten een voortdurende, zware, en volhardende krachtsinspanning nodig is. Wij zien dan ook, dat men overal middelen aan de hand doet om de hartstochten te prikkelen: dagbladen en romans zonder enige zedigheid of kiesheid; toneelstukken die zich door losbandigheid kenmerken; een kunst die schaamteloos haar onderwerpen kiest volgens de regels van het zogenaamde realisme; geraffineerde uitvindingen tot bevordering van zinnelijkheid en wekelijkheid; in één woord: alle mogelijke middelen tot streling van de lusten, die het gevoel voor deugd verdoven en in slaap moeten brengen. Dat is een misdadige handelwijze, maar zij is uiterst consequent bij lieden, die de hoop op hemelse goederen verwerpen, alle geluk in het vergankelijke stellen en het als het ware neerhalen naar de aarde.
Voor hetgeen wij gezegd hebben kan als bevestiging dienen een feit, dat op zich zelf niet verrassend is, maar waarvan het alleen verrassend is, dat men het durft uitspreken. Het is namelijk een gewoon verschijnsel, dat niemand zich met groot er slaafsheid in dienst stelt van sluwe en listige mensen dan zij, wier zielenkracht door de heerschappij van de hartstochten verslapt en gebroken is; dit wetend hebben enkele vrijmetselaars openlijk het volgende voorstel gedaan: men moet opzettelijk, systematisch beproeven de grote massa tot verzadiging toe alle mogelijke gelegenheid tot uitleving van de hartstochten te geven, want zodoende zal zij in hun hand gemakkelijk een willoos werktuig voor alle aanslagen worden.