Paus Leo XIII - 20 april 1884
HUMANUM GENUS Over de vrijmetselarij |
|||
► | Inleiding | ||
► | Wat reeds tegen de vrijmetselarij gedaan is |
De eerste, die het gevaar signaleerde, was Clemens XII in het jaar 1738. Paus Clemens XII, Bul, Tegen de vrij metselaars, In Eminenti (28 apr 1738) De door hem uitgevaardigde constitutie werd door Benedictus XIV opnieuw bekrachtigd. Paus Benedictus XIV, Apostolische Constitutie, Veroordeling van vrijmetselarij wegens naturalisme, religieus indifferentisme, Providas Romanorum (18 mei 1751) Beide voetstappen werden door Pius VII gedrukt. Paus Pius VII, Apostolische Constitutie, Tegen carbonari en vrijmetselaars, Ecclesiam a Jesu Christo (13 sept 1821) Leo XII vatte in de constitutie Paus Leo XII - Apostolische Constitutie
Quo Graviora
Afwijzing van vrijmetselarij (13 maart 1825) de maatregelen en besluiten van de vorige pausen samen en verklaarde die voor geldig en rechtskrachtig ten eeuwigen dage. In dezelfde zin hebben Pius VIII Paus Pius VIII, Encycliek, Traditi Humilitati (21 mei 1829), Gregorius XVI Paus Gregorius XVI, Encycliek, Over liberalisme en godsdienstig relativisme, Mirari vos arbitramur (15 aug 1832), en zeer dikwijls Pius IX. Z. Paus Pius IX, Encycliek, Over geloof en religie, Qui pluribus (9 nov 1846) Z. Paus Pius IX, Toespraak, Tegen de vrijmetselarij, Multiplices Inter (25 sept 1865)
Vol woede hierover meenden de verbondenen, deels door zwijgende verachting, deels door laster, aan de uitwerking van deze beslissende uitspraken te kunnen ontsnappen, of die uitwerking te kunnen verzwakken. Zij beschuldigden de Pausen, die deze uitspraken gedaan hadden, van onrechtvaardigheid of althans van overdrijving bij hun beslissingen. Op deze wijze trachtten zij namelijk aan het gezag en het gewicht van de apostolische constituties van Clemens XII, Benedictus XIV, evenals aan die van Pius VII en Pius IX hun betekenis te ontnemen. Toch waren er leden van het genootschap zelf, die zelfs tegen hun wil moesten erkennen, dat het optreden van de Pausen van Rome, van het standpunt van de katholieke leer en tucht beschouwd, volkomen gerechtvaardigd was. Ook zag men verscheiden vorsten en regeringen in dit punt hun volle instemming met de Pausen betonen. Zij droegen er zorg voor het genootschap van de vrijmetselaars bij de apostolische Stoel aan te klagen, ofwel zij veroordeelden het op eigen initiatief bij daartoe uitgevaardigde wetten als een gevaar voor de staat. Dit gebeurde bijv. in Nederland, Oostenrijk, Zwitserland, Spanje, Beieren, in Savoye en in andere streken van Italië.
Wat echter vooral van belang is: de latere loop van de gebeurtenissen heeft bewezen, hoe voorzichtig onze voorgangers hadden gehandeld. Hun vooruitziende, vaderlijke zorgen hadden namelijk niet altijd en overal het gewenste gevolg. Dit werd gedeeltelijk veroorzaakt door de huichelarij en sluwheid van de schuldigen, gedeeltelijk door gebrek aan ernstig nadenken bij de anderen, die er juist het grootste belang bij zouden gehad hebben zorgvuldig toe te zien. Dientengevolge heeft de vrijmetselarij in de loop van anderhalve eeuw met grote snelheid een uitbreiding genomen, die alle verwachting te boven ging, en door brutaal en listig in alle lagen van de maatschappij binnen te dringen, begon zij ten slotte zulk een invloed te krijgen, dat zij in de verschillende staten bijna oppermachtig schijnt geworden te zijn. Het gevolg van die snelle en verontrustende ontwikkeling is geweest, wat onze voorgangers lang te voren voorzien hadden: een ware ramp voor de Kerk, voor het gezag van de vorsten en voor het openbaar welzijn. Zover is het gekomen, dat voor de toekomst alles te vrezen is; wel niet voor de Kerk: haar grondslag is te vast om door menselijk toedoen aan het wankelen gebracht te kunnen worden; maar wel voor die staten, waar de vrijmetselarij, of andere soortgelijke genootschappen, die in haar dienst en in haar gevolg getreden zijn, tot maar al te grote macht zijn gekomen.
Inderdaad hebben wij zo dikwijls de gunstige gelegenheid zich aanbood, enkele voorname grondbeginselen behandeld, die het meest onder de invloed stonden van de verkeerde maçonnieke theorieën.
Zo zijn wij begonnen in onze encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Quod Apostolici Muneris
Over het socialisme (28 december 1878) de enormiteiten van het socialisme en communisme aan de kaak te stellen. Vervolgens hebben wij in een andere encycliek, namelijk de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Arcanum Divinae Sapientiae
Over het christelijk huwelijk (10 februari 1880), onze zorg gewijd aan de verdediging en verklaring van het ware, echte begrip van de huiselijke gemeenschap, die in het huwelijk haar bron en oorsprong heeft. Verder, in de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Diuturnum illud
Over de oorsprong van de burgerlijke macht (29 juni 1881), hebben wij geschetst, hoe het staatsgezag moet opgevat worden volgens de beginselen van de christelijke wijsheid, en hoe prachtig het dan overeenkomt met de natuurlijke verhoudingen en met het welzijn van volken en vorsten. Nu echter hebben wij besloten, naar het voorbeeld van onze voorgangers, op de vrijmetselarij zelf, op heel haar leer, haar plannen, haar gewone denk- en handelwijze rechtstreeks de aandacht te vestigen, om haar verderfelijke invloed meer en meer in het licht te stellen. Moge dit een krachtig middel zijn om het gevaar van besmetting door deze heilloze pest te weren.