H. Paus Johannes Paulus II - 28 juni 1988
Derhalve:
1º is het haar taak om ervoor te zorgen, dat door Christengelovigen uitgebrachte boeken en andere geschriften, die het geloof en de zeden aangaan, aan een voorafgaand onderzoek van het bevoegde gezag worden onderworpen;
2º bant zij geschriften en opvattingen uit, die tegen het rechte geloof en ook verraderlijk blijken, en, wanneer vaststaat dat ze met de leer van de Kerk strijdig zijn, en nadat de auteur de bevoegdheid (gelegenheid) heeft gehad zijn/haar opvatting geheel uiteen te zetten, volgt meteen een verbod, waarvan de Ordinaris die het aangaat, van te voren op de hoogte is gesteld, en wendt zij passende herstelmiddelen aan, als dat opportuun is;
3º tenslotte zorgt zij met passende weerlegging er voor, dat noch dwalende noch gevaarlijke leeropvattingen zich sterk onder de gelovigen verspreiden.