H. Paus Johannes Paulus II - 28 juni 1988
§ 1. De Raad buigt zich over vragen die de sociale communicatiemiddelen betreffen, dat met zijn advies daarmee ook de heilsboodschap en de menselijke vooruitgang met het oog op het bevorderen van de burgerlijke cultuur en de burgerlijke zeden worden verder komen.
§ 2. Bij de uitoefening van haar taken gaat hij nauw verbonden met het Staatssecretariaat voort.
§ 1. De Raad buigt zich over de bijzondere taak om de inzet van de Kerk en van de Christengelovigen in de veelvuldige middelen van sociale communicatie op de juiste tijd en aangepast te verzorgen en te onderhouden; en biedt hulp, dat zowel tijdschriften en andere geschreven periodieken, als cinematografische uitvoeringen, alsook radio- als televisie- uitzendingen meer en meer met de menselijke en de christelijke geest worden doordrongen.
§ 2. Met bijzondere zorg volgt hij de katholieke tijdschriften, de geschreven periodieken, de radiofonische en de televisie-stations, opdat zij inderdaad aan hun eigen aard en taak beantwoorden, en vooral de leer van de Kerk, zoals die door het Leergezag wordt voorgehouden, verspreiden, en religieuze berichten correct en trouw verspreiden.
§ 3. Hij bevordert de contacten met de katholieke verenigingen, die op het gebied van de sociale communicatie werkzaam zijn.
§ 4. Hij zorgt er voor, dat het christelijke volk, vooral bij gelegenheid van de viering van 'de dag van de sociale communicatie', zich bewust wordt van zijn opdracht, die ieder voor zich toekomt, zich in te spannen, dat instrumenten van deze aard voor de pastorale zending van de Kerk aanwezig zijn.