18 november 1965
Nadat God nu vele malen en op velerlei wijzen gesproken had door de profeten, heeft Hij "nu op het einde der tijden tot ons gesproken door de Zoon" (Hebr. 1, 1-2). Hij zond immers zijn Zoon, namelijk het eeuwige Woord, dat alle mensen verlicht, opdat deze zou wonen onder de mensen en hun Gods diepste geheimen bekend zou maken Vgl. Joh. 1, 1-18 . Jezus Christus dus, het vleesgeworden Woord, gezonden "als mens tot de mensen" Apostolische Vader, Brief aan Diognetus. c. VII 4: Funk, Patres Apostolici, I, 403, "spreekt Gods eigen woorden" Vgl. Joh. 3, 34 en volbrengt het heilswerk, dat de Vader Hem opgedragen heeft te doen Vgl. Joh. 5, 36 Vgl. Joh. 17, 4 . Hij, die van zich zelf zegt: "wie Mij ziet, ziet ook de Vader" Vgl. Joh. 14, 9 , voltooit daarom door heel zijn tegenwoordigheid en zijn verschijnen, door zijn woorden en werken, door zijn tekenen en wonderen, en vooral door zijn dood en glorievolle Verrijzenis uit de doden, en tenslotte door de zending van de Geest der waarheid, de openbaring en brengt haar zo tot volmaaktheid, en Hij bevestigt haar door het goddelijk getuigenis, het getuigenis namelijk, dat God met ons is om ons uit de duisternis van zonde en dood te bevrijden en ons te doen verrijzen ten eeuwigen leven.
De christelijke heilsorde, als het nieuwe en definitieve verbond, zal dus nooit voorbijgaan en er is geen nieuwe publieke openbaring te verwachten vóór het glorievol verschijnen van onze Heer Jezus Christus. Vgl. 1 Tim. 6, 14 Vgl. Tit. 2, 13
In zijn grote goedheid heeft God bepaald, dat hetgeen Hij tot heil van alle volken had geopenbaard, voor altijd ongerept zou blijven bestaan en aan alle geslachten zou worden doorgegeven. Daarom heeft Christus de Heer, in wie heel de openbaring van de allerhoogste God tot voltooiing komt Vgl. 2 Kor. 1, 20 Vgl. 2 Kor. 3, 16-4, 6 , aan de apostelen de opdracht gegeven om het Evangelie, dat tevoren door middel van de profeten was beloofd en dat Hij zelf vervuld en met eigen mond verkondigd heeft, aan alle mensen te prediken als de bron van alle heilswaarheid en van alle zedelijke normen Vgl. Mt. 28, 19-20 Vgl. Mc. 16, 15 Concilie van Trente, 4e Zitting - Decreet over de Heilige Geschriften en de overleveringen van de apostelen, Sessio IV - Recipiuntur Libris Sacris et de traditionibus recipiendis (8 apr 1546), 1, en hen de goddelijke gaven mee te delen. Deze opdracht is getrouw uitgevoerd zowel door de apostelen, die door hun mondelinge prediking, hun voorbeeld en hun instellingen hebben doorgegeven, wat zij ofwel uit de mond van Christus, uit de omgang met Hem en uit zijn werken hadden ontvangen, ofwel hadden geleerd door de inspraak van de Heilige Geest; ze is ook uitgevoerd door die apostelen en apostolische mannen, die onder de ingeving van dezelfde Heilige Geest de heilsboodschap hebben opgetekend. Concilie van Trente, 4e Zitting - Decreet over de Heilige Geschriften en de overleveringen van de apostelen, Sessio IV - Recipiuntur Libris Sacris et de traditionibus recipiendis (8 apr 1546), 1 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 8
Opdat nu het Evangelie in de Kerk steeds ongerept en levend bewaard zou blijven, hebben de apostelen als hun opvolgers bisschoppen nagelaten, aan wie zijn "hun eigen functie van leraars overdroegen". H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. III, 3, 1: PG 7, 848; Harvey, 2, p. 9 Deze heilige Overlevering en de Heilige Schrift van Oud en Nieuw Verbond zijn dus als het ware de spiegel, waarin de Kerk op haar aardse pelgrimstocht God beschouwt, van wie zij alles ontvangt, totdat zij Hem eens van aangezicht tot aangezicht zal mogen aanschouwen, gelijk Hij is Vgl. 1 Joh. 3, 2 .
De heilige Overlevering en de Heilige Schrift vormen één heilige schat van het woord Gods, die aan de Kerk is toevertrouwd. En door vast te houden aan deze geloofsschat volhardt het gehele volk, in vereniging met zijn herders, voortdurend in de leer van de apostelen en in het gemeenschappelijk leven, in het breken van het brood en het gebed Vgl. Hand. 2, 42. Griekse tekst , zodat er tussen bisschoppen en gelovigen een uitzonderlijke eensgezindheid ontstaat in het bewaren, beleven en belijden van het overgeleverde geloof. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Dogma verklaring Maria Tenhemelopneming, Munificentissimus Deus (1 nov 1950), 9.12. samengevat door de woorden van S. Cyprianus H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 66, 8: Hartel, III, B, p. 733:"De Kerk is het volk, dat één is met zijn priester, en de kudde, die vasthoudt aan haar herder."
De taak nu om op authentieke wijze het geschreven of overgeleverde Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 13 woord Gods te verklaren is alleen aan het levend leerambt van de Kerk toevertrouwd Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 18, dat zijn gezag uitoefent in naam van Jezus Christus. Dit leerambt echter staat niet boven het woord Gods maar is de dienaar er van door alleen te leren wat overgeleverd is, voorzover het namelijk dit overgeleverde krachtens goddelijke opdracht en onder de bijstand van de Heilige Geest, met eerbied aanhoort, heilig bewaart en trouw uiteenzet, en doordat het uit deze éne geloofsschat alles put, wat het als door God geopenbaard te geloven voorhoudt.
Het is dus duidelijk dat de heilige Overlevering, de Heilige Schrift en het leerambt van de Kerk krachtens Gods alwijze raadsbesluit zó met elkaar verbonden zijn en samengaan, dat het ene niet kan bestaan zonder de twee andere en dat ze alle tezamen, elk op zijn wijze, onder de werking van de éne Heilige Geest, het heil van de zielen krachtig bevorderen.