7 december 1965
1. Nu in onze tijd de betrekkingen van onderlinge afhankelijkheid tussen alle burgers en alle volken van de wereld voortdurend toenemen, is het voor een goede en meer doeltreffende behartiging van het universeel algemeen welzijn thans een noodzakelijk vereiste, dat gemeenschap van de volken zich organiseert volgens een orde, die beantwoordt aan haar tegenwoordige taken, vooral met betrekking tot de talrijke gebieden, die nog gebukt gaan onder een ondragelijke noodtoestand.
2. Om de doeleinden te bereiken moeten de instellingen van de internationale gemeenschap, elk op haar terrein, voorzien in de verschillende behoeften van de mensen, zowel op het gebied van het sociale leven – waartoe behoren: voeding, gezondheidszorg, opvoeding, arbeid - als in bepaalde bijzondere omstandigheden, die zich hier of daar kunnen voordoen, bijv. de algemene noodzaak om de vooruitgang van de ontwikkelingslanden te bevorderen, de nood te verlichten van de ontheemden, die over de gehele wereld zijn verspreid, of hulp te verlenen aan de emigranten en hun gezinnen.
3. De reeds bestaande internationale instellingen, zowel op wereldniveau als op regionaal vlak, hebben zich ongetwijfeld verdienstelijk gemaakt voor de mensheid. Zij zijn als het ware de eerste pogingen tot het leggen van de internationale grondslagen van de gehele mensengemeenschap ter oplossing van de meest dringende vraagstukken van deze tijd: het werken aan de vooruitgang overal ter wereld en het voorkomen van iedere vorm van oorlog. Op al deze gebieden ziet de Kerk met vreugde een geest van echte broederlijkheid groeien tussen christenen en niet-christenen, met als vrucht een steeds intensiever streven naar het lenigen van de enorme ellende.