7 december 1965
Omdat er op het ogenblik de mogelijkheid bestaat, zeer veel mensen te bevrijden van de plaag der onwetendheid, is het, vooral voor de christenen, een plicht, die volkomen past in het kader van onze tijd, om zowel op economisch als op politiek gebied zowel op nationaal als op internationaal vlak, onvermoeid mee te werken aan het opstellen van fundamentele beginselen, die het recht van allen op cultuur overeenkomstig de waardigheid van de persoon, zonder onderscheid van ras, sekse, godsdienst of stand, overal ter wereld erkennen en trachten te realiseren. Daarom moet aan iedereen een voldoende mate van cultuurgoederen worden verschaft, vooral van die goederen, die de z.g. „basiscultuur” uitmaken; anders zouden zeer velen, vanwege analfabetisme en bij gebrek aan een verantwoordelijke activiteit, niet in staat zijn om op werkelijk menselijke wijze mee te werken aan het algemeen welzijn.
bijgevolg moet men er naar streven, om begaafde personen de gelegenheid te geven hogere studies te maken, zodat zij, voor zover dat mogelijk is, in de menselijke samenleving ambten en taken kunnen vervullen en diensten bewijzen, overeenkomstig hun capaciteiten en opgedane bekwaamheden. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 14-15 Zo zullen elk individu en iedere sociale groepering van elk volk kunnen komen tot de volledige ontplooiing van hun culturele leven, dat geheel is afgestemd op hun talenten en tradities.
Bovendien moet men alles doen om iedereen het besef bij te brengen van zijn recht en zijn plicht zich zelf cultureel te ontwikkelen en anderen in dit opzicht te helpen. Want er zijn soms levens- en arbeidsomstandigheden, die een beletsel vormen voor het streven van de mensen naar cultuur en die hun iedere interesse voor de cultuur ontnemen. Dit geldt heel bijzonder van de landbouwers en van de arbeiders; men moet voor dezen derhalve arbeidsvoorwaarden scheppen, die hun culturele ontwikkeling niet belemmeren, maar veeleer stimuleren. De vrouwen werken tegenwoordig reeds in bijna alle sectoren van het leven; het is echter wenselijk, dat zij volledig actief kunnen zijn overeenkomstig haar eigen aard. Allen behoren de specifieke en noodzakelijke deelname van de vrouw aan het culturele leven te erkennen en te begunstigen.