7 december 1965
In iedere groepering en in ieder volk groeit bij steeds meer mannen en vrouwen het bewustzijn, dat zij de bouwers en makers zijn van de cultuur van hun gemeenschap. In heel de wereld ontwikkelt zich voortdurend de zin voor autonomie en verantwoordelijkheid, hetgeen van het hoogste belang is voor de geestelijke en zedelijke rijpheid van het mensdom. Dit komt nog beter uit, wanneer men de eenwording van de wereld voor ogen houdt en de opdracht, die is gegeven om een betere wereld op te bouwen in waarheid en rechtvaardigheid. Zo zijn wij getuigen van het ontstaan van een nieuw humanisme, waarin als voornaamste karaktertrek van de mens geldt: zijn verantwoordelijkheid tegenover zijn broeders en tegenover de geschiedenis.