7 december 1965
Het geluk van de persoon en van de menselijke en christelijke samenleving is nauw verbonden met een gezonde toestand van het echtelijk leven en het gezinsleven. Vandaar, dat de christenen en allen die grote waarde hechten aan deze gemeenschap, zich oprecht verheugen over de verschillende hulpmiddelen, waardoor men tegenwoordig bij de mensen een steeds grotere waardering tracht te wekken voor deze liefdesgemeenschap en een steeds grotere eerbied voor het leven, en waardoor men de echtgenoten en de ouders wil helpen bij hun zo verheven taak. Zij verwachten hiervan nog betere resultaten en zij trachten deze te bevorderen.
Jammer genoeg vertoont de waardigheid van deze instelling niet overal dezelfde glans, want wij zien haar verduisterd door de polygamie, de plaag van de echtscheiding, de zogenaamde vrije liefde of door andere misvormingen. Bovendien wordt de huwelijksliefde maar al te Vaak ontheiligd door egoïsme, genotzucht en ongeoorloofde praktijken tegen de voortplanting. Verder brengen de huidige economische, sociaalpsychologische en burgerlijke omstandigheden een niet geringe verwarring teweeg in het gezin. Tenslotte constateert men met grote bezorgdheid in bepaalde delen van de wereld problemen, die voortvloeien uit de bevolkingsaanwas. Dit alles beangstigt het geweten van velen. Toch blijkt de waarde en de kracht van het instituut van huwelijk en gezin ook uit het feit, dat de diep ingrijpende veranderingen van de huidige samenleving, ondanks de moeilijkheden, die daaruit voortkomen, niet zeiden op allerlei manieren het ware karakter van dit instituut doen uitkomen.
Daarom wil het Concilie door een duidelijker uiteenzetting enkele punten van de kerkelijke leer licht en steun geven aan de Christenen en aan alle mensen, die de oorspronkelijke waardigheid van de gehuwde staat en zijn hoge en heilige waarde willen beschermen en bevorderen.