7 december 1965
Een der voornaamste aspecten van de moderne wereld is zeker een grotere intensiteit van de onderlinge betrekkingen tussen de mensen, die in sterke mate het gevolg is van de huidige technische vooruitgang.
Toch komt de broederlijke dialoog tussen de mensen niet ten volle tot zijn recht op het niveau van deze vooruitgang, maar op een veel dieper niveau, nl. in de gemeenschap van de personen, en deze eist als noodzakelijke voorwaarde de wederzijdse eerbied voor hun volledige geestelijke waardigheid. De ontwikkeling van deze gemeenschap tussen de personen vindt een grote steun in de christelijke openbaring. Deze geeft ons tevens een dieper begrip van de wetten van het sociale leven, die de Schepper in de geestelijke en zedelijke natuur van de mens heeft neergelegd.
Waar de jongste documenten van het kerkelijk leerambt de christelijke leer over de menselijke samenleving reeds uitvoerig hebben uiteengezet Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961) Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963) Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de Kerk, Ecclesiam Suam (6 aug 1964), wil het Concilie slechts enkele meer belangrijke waarheden in herinnering roepen in de grondslagen er van belichten van uit de openbaring. Verder wil het de nadruk leggen op bepaalde gevolgtrekkingen, die in onze tijd van bijzonder belang zijn.