• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Christus, de Nieuwe Mens

In werkelijkheid vindt het mysterie van de mens alleen klaarheid in het licht van het mysterie van het mensgeworden Woord. Want Adam, de eerste mens, was een voorafbeelding van de mens, die komen moest Vgl. Rom. 5, 14 Vgl. Tertullianus, De Resurrectione Carnis. 6: "Al wat als stof gevormd werd, was een verwijzing naar Christus, de mens die komen moest”: P.L. 2, 282; CSEL, 47, p. 33, l. 12-13, Christus, de Heer. Christus de nieuwe Adam, doet, juist door het geheim van de Vader en zijn liefde te openbaren, de mens volledig zien, wie de mens is,en onthult hem zijn hoogverheven roeping. Het is dus niet te verwonderen, dat de boven genoemde waarheden in Hem haar oorsprong en haar hoogste verwezenlijking vinden.

Hij, ”het Beeld van de onzichtbare God” (Kol. 1, 15) Vgl. 2 Kor. 4, 4 , is de volmaakte mens; Hij heeft aan de kinderen van Adam de gelijkenis met God teruggegeven, die reeds bij het begin door de eerste zonde was misvormd. Juist omdat Hij de menselijke natuur heeft aangenomen, zonder dat deze vernietigd werd Vgl. 2e Concilie van Constantinopel, 8e Zitting - Canones, Sessio VIII - Canones (2 juni 553), 8. ”Het Goddelijk Woord is niet veranderd in de menselijke natuur, en de menselijke natuur is niet veranderd in de natuur van het Woord” Denz. 219 (428) Vgl. 3e Concilie van Constantinopel, 18e Zitting - Definitie over de twee willen en werkzaamheden in Christus, Sessio XVIII - Definitio de duabus in Christo voluntatibus et opertionibus, 1. ”Gelijke immers zijn heilige, onbevlekte mensheid door haar vergoddelijking niet werd vernietigd (theotheise ouk anérethé), maar haar eigen zijnswijze en wezen behield.”: Denz. 291 (556) Vgl. Concilie van Chalcedon, 5e Zitting - Over de twee naturen in Christus, Sessio V - Definitio de duabus naturis Christi (22 okt 451), 3. „Men moet belijden, dat Hij is in twee naturen, onvermengd, onveranderlijk, onverdeeld, onscheidbaar.”: Denz. 148 (302), heeft Hij haar ook in ons tot een sublieme waardigheid verheven. Want door zijn menswording heeft Hij, de Zoon Gods zich in zekere zin verenigd met iedere mens. Met menselijke handen heeft Hij gewerkt, met een menselijke geest heeft Hij gedacht, met een menselijke wil heeft Hij gehandeld Vgl. 3e Concilie van Constantinopel, 18e Zitting - Definitie over de twee willen en werkzaamheden in Christus, Sessio XVIII - Definitio de duabus in Christo voluntatibus et opertionibus, 4. "zo ook zijn menselijke wil door zijn vergoddelijking niet vernietigd": Denz. 291 (556), met een menselijk hart heeft Hij liefgehad. Door zijn geboorte uit de Maagd Maria is Hij werkelijk een van de onzen geworden, in alles aan ons gelijk, behalve in de zonde. Vgl. Hebr. 4, 15

Als het onschuldig Lam heeft Hij, door in volle vrijheid zijn Bloed te vergieten, voor ons het leven verdiend, en in Hem heeft God ons verzoend met zich zelf en met elkaar Vgl. 2 Kor. 5, 18-19 Vgl. Kol. 1, 20-22 en ons ontrukt aan de slavernij van de duivel en de zonde. Zo kan ieder van ons met de apostel zeggen: De Zoon Gods „heeft mij liefgehad en zichzelf voor mij overgeleverd” (Gal. 2, 20). Door voor ons te lijden heeft Hij ons niet alleen een voorbeeld gegeven, opdat wij zijn voetstappen zouden volgen Vgl. 1 Pt. 2, 21 Vgl. Mt. 16, 24 Vgl. Lc. 14, 27 maar heeft Hij ook voor ons de weg geopend, waarlangs het leven en de dood worden geheiligd en een nieuwe zin krijgen.

De christenmens, gelijkvormig geworden aan het beeld van de Zoon, die de Eerstgeborene is onder vele broeders Vgl. Rom. 8, 29 Vgl. Kol. 3, 10-14 , ontvangt „de eerstelingen van de Geest” (Rom. 8, 23) waardoor hem het vermogen wordt gegeven, de nieuwe wet van de liefde te vervullen. Vgl. Rom. 8, 1-11 Door deze Geest, die „het handgeld is van onze erfenis” (Ef. 1, 14), wordt de gehele mens innerlijk vernieuwd om eens te komen tot "de verlossing van het lichaam” (Rom. 8, 23). „Als de Geest van hem, die Jezus van de doden heeft opgewerkt, in u woont, zal Hij, die Christus Jezus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijk lichaam eenmaal levend maken door de kracht van zijn Geest, die in u verblijft” . (Rom. 8, 11) Vgl. 2 Kor. 4, 14 Zeker op de christen drukt de noodzaak en de plicht, te midden van veel kwelling strijd te voeren tegen het kwaad en de dood te ondergaan, maar opgenomen in het Paasmysterie en gelijkvormig geworden aan Christus’ dood, gaat hij in de kracht van de hoop de verrijzenis tegemoet. Vgl. Fil. 3, 19 Vgl. Rom. 8, 17

Dit geldt niet alleen van de christenen, maar ook van alle mensen van goede wil, in wie de genade onzichtbaar werkt Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 16. Want omdat Christus voor alle mensen gestorven is Vgl. Rom. 8, 32 en omdat de mens in waarheid maar één roeping heeft, nl. een goddelijke roeping, moet het voor ons zeker zijn, dat de Heilige Geest allen de mogelijkheden biedt om op een wijze, die God bekend is, in dit Paasgeheim te worden opgenomen.

Dit is het grote mysterie van de mens, dat voor de gelovigen oplicht uit de christelijke openbaring. Door Christus en in Christus valt er licht op het raadsel van lijden en dood, dat ons buiten zijn Evangelie zo beangstigt. Christus is verrezen, Hij heeft de dood vernietigd door zijn dood en ons het leven geschonken Zie de Byzantijnse Paasliturgie, opdat wij, als zonen in Gods Zoon in de geest kunnen roepen: Abba, Vader Vgl. Rom. 8, 15 Vgl. Gal. 4, 6 Vgl. Joh. 1, 22 Vgl. 1 Joh. 3, 1-2

Het gemeenschapskarakter van de menselijke roeping in God plan

God, wiens vaderlijke zorg zich over allen uitstrekt, heeft gewild, dat alle mensen één grote familie zouden vormen en elkaar als broeders zouden bejegenen. Allen immers zijn geschapen naar het beeld van God, die, "heel het mensengeslacht uit één deed ontstaan om de gehele oppervlakte van de aarde te bewonen” (Hand. 17, 26), en zij zijn geroepen tot één en hetzelfde einddoel: God.

Daarom is de liefde tot God en de naaste het eerste en grootste gebod. De heilige Schrift leert ons, dat de liefde tot God en de liefde tot de naaste niet te scheiden zijn: "...alle andere geboden kan men samenvatten in dit éne woord: Bemin uw naaste als u zelf... Daarom vervult de liefde de gehele wet” (Rom. 13, 9-10) Vgl. 1 Joh. 4, 20 . Dit blijkt een zaak van het grootste gewicht, nu de mensen steeds meer afhankelijk worden van elkaar en de wereld steeds meer groeit naar een eenheid.

Wanneer de Heer Jezus de Vader bidt, dat "allen één mogen zijn..., zoals ook Wij één zijn” (Joh. 17, 21-22), dan opent Hij voor ons zelfs horizonten, die de menselijke geest te boven gaan, en suggereert Hij ons een zekere gelijkenis tussen de eenheid van de goddelijke Personen en de eenheid van de kinderen Gods in de waarheid en de liefde. Deze gelijkenis toont, dat de mens, het enige schepsel op aarde, dat om zich zelf door God is gewild, zich zelf niet volledig kan vinden zonder een eerlijk wegschenken van zich zelf. Vgl. Lc. 17, 33

Document

Naam: GAUDIUM ET SPES
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
Soort: 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Datum: 7 december 1965
Copyrights: © 1968, Ecclesia Docens 0724, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Bewerkt: 6 oktober 2022

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test