H. Paus Johannes Paulus II - 16 oktober 1979
De eerste daarvan heeft betrekking op de integriteit van de inhoud. Met het oog op de volmaakte overgave Vgl. Fil. 2, 17 aan het geloof, heeft hij die leerling van Christus wordt, het recht “het woord van het geloof” (Rom. 10, 8) integraal te ontvangen: niet verminkt, niet vervalst en niet gebrekkig, maar volledig en ongerept, in heel zijn strengheid en kracht. In een of ander punt de integriteit van de boodschap geweld aandoen, betekent de catechese uithollen en de vruchten ervan in gevaar brengen die Christus en de kerkgemeenschap er terecht van mogen verwachten. Zonder twijfel is het geen toeval dat Jezus' opdracht in het Evangelie van Mattheus een totaliteit aanduidt: “Mij is alle macht gegeven... maakt alle volkeren tot mijn leerlingen... door hun te leren alles te onderhouden... Ik ben met u alle dagen.” Als een mens op zoek is naar “de verhevenheid van de kennis van Jezus Christus” (Fil. 3, 8) die hem in het geloof wordt aangeboden, en als in hem - misschien wel onbewust - het verlangen leeft Christus meer en beter te leren kennen volgens een onderricht “naar de waarheid die in Jezus is” (Ef. 4, 20-21) mag hem onder geen enkel voorwendsel enig deel van die kennis onthouden worden. Wat zal het voor een catechese zijn, waar geen plaats gegeven wordt aan de schepping van de mens en aan zijn zonde, aan het verlossingsplan van onze God, de lange en liefdevolle voorbereiding alsook de realisatie daarvan, aan de menswording van Gods Zoon, aan Maria - de onbevlekte maagd en Moeder Gods, die met lichaam en ziel opgenomen is in de hemelse glorie - en aan haar rol in het heilsmysterie, aan het geheim der goddeloosheid dat zijn werking doet voelen in ons leven, (2 Tess. 2, 7) de kracht van God die ons daarvan bevrijdt, aan de noodzaak van boete en ascese, aan de sacramentele en liturgische riten, aan de waarachtigheid van de eucharistische tegenwoordigheid, aan het deelhebben aan het goddelijk leven reeds hier op aarde en ook over de dood heen, enzovoorts? Een catecheet, die deze naam echt verdient, zal nooit naar eigen willekeur een selectie maken in de geloofsschat naargelang zaken die hij wel of niet belangrijk vindt, zodanig dat hij het ene in zijn onderricht opneemt en aan het andere voorbijgaat.