SACROSANCTUM CONCILIUMOver de heilige liturgie
(Soort document: 2e Vaticaans Concilie - Constitutie)
4 december 1963
Aangezien de bisschop in zijn kerk niet altijd en overal persoonlijk zijn gehele kudde kan leiden, moet hij noodzakelijk groepen van gelovigen vormen, waaronder de parochies, plaatselijk georganiseerd onder een herder, die de plaats van de bisschop inneemt, de voornaamste zijn, want ze vertegenwoordigen in zekere zin de zichtbare Kerk, die over de gehele wereld is verbreid.
Daarom dient het liturgische leven van de parochie en zijn binding aan de bisschop in de opvattingen en in de praktijk van de gelovigen en de geestelijkheid bevorderd te worden, en men moet streven naar een bloeiende gemeenschapsgeest in de parochie, vooral bij de gemeenschappelijke viering van de zondagsmis.
De Kerk viert, krachtens de apostolische traditie, die haar oorsprong heeft in de dag zelf van Christus' verrijzenis, het paasmysterie op iedere achtste dag, die terecht de dag des Heren wordt genoemd. Op deze dag immers moeten de gelovigen samen komen om, door te luisteren naar Gods woord en deel te nemen aan de Eucharistie, het lijden, de verrijzenis en de heerlijkheid van de Heer Jezus te gedenken en dank te brengen aan God, die hen
"door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft verwekt tot een nieuw leven van hoop" (
1 Pt. 1, 3). Daarom is de dag des Heren de meest oorspronkelijke feestdag, die de gelovigen moet worden voorgehouden en ingeprent, zodat hij ook een dag van vreugde wordt en van vrij-zijn van arbeid. Geen enkele andere viering, tenzij werkelijk van zeer grote betekenis, mag de voorrang hebben boven deze dag, want hij vormt de grondslag en de kern van heel het liturgisch jaar.
© 1964, Ecclesia Docens 0707, Gooi & Sticht, Hilversum