Het gebruik van de Latijnse taal moet, behoudens het particulier recht, in de Latijnse ritussen gehandhaafd blijven.
Omdat echter én in de Mis én bij de toediening van de Sacramenten én in andere gedeelten van de liturgie het gebruik van de volkstaal vaak van groot nut kan zijn voor een volk, mag er een ruimere plaats aan gegeven worden, vooral bij de lezingen en aansporingen, en in sommige gebeden en gezangen overeenkomstig de normen, die hiervoor in de volgende hoofdstukken afzonderlijk worden vastgesteld.
Met inachtneming van deze normen, komt het aan het bevoegde territoriaal kerkelijk gezag, waarover in artikel 22 nr. 2 gesproken is, toe om, eventueel ook na overleg met de bisschoppen van naburige gebieden met dezelfde taal, beslissingen te nemen omtrent het gebruik van de volkstaal en de mate van dit gebruik; deze besluiten moeten echter door de Apostolische Stoel worden goedgekeurd of bekrachtigd.
De vertaling van de Latijnse tekst in de volkstaal voor het gebruik in de liturgie moet door het bevoegde territoriaal kerkelijk gezag, waarover boven worden goedgekeurd.