4 december 1963
Met uitzondering van de onderscheiding, die uit de liturgische functie en uit de heilige wijding voortvloeit, en van de eerbewijzen, die men, volgens de normen van de liturgische wetten, aan de burgerlijke overheid verschuldigd is, mag men in de liturgie geen enkele voorkeur geven aan private personen of aan bepaalde standen, hetzij bij de ceremonies hetzij bij de uiterlijke plechtigheden.