IDENTITEIT EN ZENDING VAN DE RELIGIEUZE BROEDER IN DE KERK
(Soort document: Congregatie v d Inst v h Gewijde Leven en de Sociëten Apost Leve)
João Kard. Bráz de Aviz -
4 oktober 2015
De actuele context van de Kerk-Communio vergemakkelijkt en vraagt meer dan ooit dat de religieuze broeders deze oorspronkelijke functie van het godgewijde opnieuw bevestigen met een hernieuwd engagement, niet alleen binnen hun communiteiten maar ook in de kerkelijke gemeenschap. Ze doen het als gist in het deeg, zoals ervaren leiders van het geestelijk leven H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over het gewijde leven en zijn zending in de Kerk en de wereld, Vita Consecrata (25 mrt 1996), 55 die broederlijk de andere gelovigen begeleiden en hen helpen om de rijkdom van de christelijke erfenis te ontdekken, of eenvoudig als broeders die hun eigen ontdekkingen delen met andere broeders voor een gezamenlijke weldaad. We willen hier enkele aspecten van deze gemeenschappelijke schat belichten waartoe de religieuze broeders zich engageren om ze te ontwikkelen:
- Sacramenteel leven: de religieuze toewijding heeft zijn wortels in het doopsel en in de andere christelijke initiatiesacramenten. Doorheen deze ervaart de broeder de kinderlijke impuls naar de Vader, viert het nieuwe leven dat hij ontvangen heeft van de Verrezen Heer, bekijkt zichzelf als een deel van Jezus Christus, Priester, Profeet en Koning, en laat zich leiden door de Heilige Geest.
- Behorend tot het Volk Gods: de broeder bevestigt zijn toebehoren aan de gemeenschap van gelovigen door zich gewillig in te schrijven in de lokale Kerk en in haar structuren van gemeenschap en apostolaat, in overeenstemming met zijn eigen charisma. Hij bevestigt ook zijn toebehoren tot de mensheid en maakt zich solidair met al haar noden, in het bijzonder met de zwakkeren en de meer kwetsbaren: "Vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag, vooral van de armen en van hen ook die te lijden hebben ... er is werkelijk niets bij mensen te vinden dat geen weerklank vindt in hun hart". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 1
- Persoonlijke integratie van de laicale en godgewijde identiteit: de broeder verenigt deze twee facetten in zijn eigen persoon. Hij maakt zo de eenheid tussen het profane en het godgewijde, een eenheid die meer vanzelfsprekend werd sinds de menswording van de Zoon van God.
- Teken van de aanwezigheid van God in de profane werkelijkheden: de broeder aanvaardt de kerkelijke bedieningen in gemeenschap met de broeders van zijn congregatie en met de andere gelovigen die deelnemen aan het zelfde stichtingscharisma. Van daaruit zoekt hij en doet God ontdekken in de profane realiteiten van de cultuur, van de wetenschap, van de menselijke gezondheid, in de wereld van de arbeid, in de zorg van de zwakken en de minstbedeelden. Tegelijkertijd zoekt hij en openbaart hij de menselijke persoon, man en vrouw, "als één totaliteit, met lichaam en ziel, met hart en geweten, met verstand en wil", overtuigd dat "het er immers om gaat de menselijke persoon te redden en de menselijke gemeenschap uit te bouwen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 3
- Broederlijk leven in gemeenschap: de broeder ontwikkelt de broederlijkheid in het leven in gemeenschap en projecteert ze als zijn manier van leven in zijn relaties buiten de gemeenschap. Steunend op de centrale ervaring van zijn roeping, die van zich met Jezus beminde zoon van de Vader te voelen, beleeft hij het nieuwe gebod van de Heer als het centrum van zijn leven en als eerste engagement van zijn religieuze toewijding.
- Een gedeeld charisma: de broeder wordt zich bewust van de rijkdom die zijn eigen stichtingscharisma bevat om het te delen met andere lekengelovigen die het kunnen beleven in verschillende levensprojecten. Vgl. Congregatie v d Inst v h Gewijde Leven en de Sociëten Apost Leve, Opnieuw van Christus uit vertrekken: een vernieuwde taak van het Godgewijde leven in het derde millennium, Ripartire da Cristo (19 mei 2002), 31 Hij aanvaardt om instrument van de Geest te zijn in het doorgeven van het charisma en aanvaardt zijn verantwoordelijkheid om levende herinnering van de stichter te zijn. Op deze manier behoudt het charisma zijn geordende evangelische rijkdom tot opbouw van de Kerk, tot het goed van de mensen en tot de voldoening van wat de wereld nodig heeft. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 24
Terwijl hij de gemeenschappelijke schat ontwikkelt voelt de broeder zich broeder van het christelijke volk en hoort inwendig de roep van de Heer tot zijn Dienaar: "Ik bestem u om de man te zijn van mijn verbond" (Jes. 42, 6). Deze roep geeft betekenis aan alles wat hij beleeft en wat hij doet, bekeert hem tot profeet te midden van zijn broeders en dankzij hem beleeft hij zijn toewijding in een missionaire en evangeliserende gemeenschap.