João Kard. Bráz de Aviz - 4 oktober 2015
De broedergemeenschap is op zichzelf een bevoorrechte uitdrukking van het priesterschap der gedoopten. Zij is geordend opdat de leden op een vruchtbare manier de ervaring kunnen beleven om gekozen te zijn door de Heer "gebruikt als levende stenen in de opbouw van een geestelijk lichaam, voor een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen aangenaam aan God door middel van Jezus Christus" (1 Pt. 2, 5). Het beeld uit de eerste brief van Petrus geeft ons een idee van de dynamiek van een gebouw in opbouw. Het is heel geëigend om te verwijzen naar de religieuze gemeenschap van broeders die geroepen is de dimensie van hun algemeen priesterschap te ontwikkelen.
De gemeenschap organiseert haar leven om de actie van God te zien gebeuren in de agenda van haar dagelijks leven; zij ontdekt in de bladzijden ervan de geschiedenis van het heil die zich dag na de dag voltrekt. In de lijn van deze geestelijke intuïtie ontdekt de gemeenschap zich zelf als bemiddelaar in het verlossingswerk van God. Zij dankt, offert, viert en biedt zich aan om als nuttig instrument de geschiedenis van de verlossing voort te zetten.
De inhoud van het priesterlijk offer van de gemeenschap is de eigen werkelijkheid van de broeders, met hun beperkingen, armoede en zwakheden van ieder afzonderlijk. De broeders vormen de gemeenschap vanuit de vreugdevolle gave van zichzelf. Dit is een eucharistische ervaring, waardoor zij met Christus verenigd zijn, in Zijn offer aan de Vader, om zijn verlossingswerk voort te zetten door middel van de gemeenschap. In dit vieren van het leven mag de onderlinge vergeving tussen de broeders niet ontbreken, niet alleen als eis van de liefde en voorwaarde om de gemeenschap op te bouwen, maar ook als uitdrukking van het priesterschap door het doopsel. Zij vormen zich om als bemiddelaars, de een voor de ander, van de genade en de vergiffenis, afkomstig van de Verrezen Jezus. Vgl. Joh. 20, 22-23