Kurt Kardinaal Koch - 10 december 2015
Het is gemakkelijk te begrijpen dat de zogeheten ‘missie tot de Joden’ voor Joden een zeer delicate en gevoelige zaak is omdat, in hun ogen, het bestaan van het Joodse volk ermee gemoeid is. Deze vraag blijkt ook pijnlijk voor Christenen, omdat voor hen de universele heilsbetekenis van Jezus Christus, en in het verlengde hiervan de universele missie van de Kerk, van fundamenteel belang zijn. Daarom is de Kerk verplicht de evangelisatie onder Joden, die geloven in de ene God, op een andere manier te beschouwen dan die onder mensen met andere religieuze overtuigingen en visies op de wereld. Concreet betekent dit dat de Katholieke Kerk geen specifiek institutioneel zendingswerk leidt of ondersteunt dat zich op Joden richt. Hoewel ze institutionele Jodenzending principieel afwijst, worden Christenen wel opgeroepen te getuigen van hun geloof in Jezus Christus, ook tegenover Joden. Dit moeten zij echter doen op een bescheiden en fijngevoelige wijze, daarbij erkennend dat Joden dragers zijn van Gods Woord, en in het bijzonder rekening houdend met de grote tragedie van de Shoah.