
Kurt Kardinaal Koch - 10 december 2015
Er zijn vele pogingen gedaan om deze vervangingsleer aan te wijzen in de brief aan de Hebreeën. Deze brief is echter niet gericht aan de Joden maar aan de christenen van Joodse komaf die moe en onzeker zijn geworden. Het doel is hun geloof te versterken en hen aan te moedigen om vol te houden, door naar Jezus Christus te wijzen als de ware en laatste Hogepriester, de bemiddelaar van het nieuwe verbond. Deze context is noodzakelijk om de tegenstelling in de brief te begrijpen tussen het eerste, zuiver aardse, verbond en een tweede, beter Vgl. Hebr. 8, 7
en nieuw verbond. Vgl. Hebr. 9, 15
Vgl. Hebr. 12, 24
Het eerste verbond wordt gedefinieerd als verouderd, in verval en gedoemd te worden vergeten Vgl. Hebr. 8, 13
, terwijl het tweede wordt gedefinieerd als eeuwigdurend, Vgl. Hebr. 13, 20
Om deze tegenstelling te onderbouwen, wordt in de brief gerefereerd aan de belofte van een nieuw verbond in het boek Jeremia (Jer. 31, 31-34). Vgl. Hebr. 8, 8-12
Dit toont aan dat de brief aan de Hebreeën niet de bedoeling heeft de beloften uit het Oude Verbond als vals te ontmaskeren, maar daarentegen hun gegrondheid te tonen. De verwijzingen naar de beloften uit het Oude Testament zijn bedoeld om christenen te helpen zeker te zijn met betrekking tot hun verlossing in Christus. In de brief aan de Hebreeën is niet de tegenstelling in het geding tussen het Oude en het Nieuwe Verbond zoals wij deze vandaag de dag begrijpen, evenmin als de tegenstelling tussen de Kerk en het Jodendom. De tegenstelling is eerder die tussen het eeuwige hemelse priesterschap van Christus en het tijdelijke aardse priesterschap. Het fundamentele vraagstuk in de brief aan de Hebreeën in deze nieuwe situatie is een christologische interpretatie van het Nieuwe Verbond. Precies om deze reden verwees ‘2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965)’ 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 4 niet naar de brief aan de Hebreeën, maar naar de reflecties van Sint Paulus in zijn brief aan de Romeinen (Rom. 9-11).