11 oktober 1972
De waarheid van het geloof is verbonden met zijn historische voortgang, te beginnen bij Abraham tot aan Christus en vanaf Christus tot aan de wederkomst. Bijgevolg bestaat de orthodoxie niet in bijval aan een systeem maar in deelneming aan de voortgang van het geloof en aldus aan het 'Ik' van de Kerk, dat één en zichzelf blijft door de tijden heen en dat de eigenlijke drager is van het Credo.
Het feit, dat de waarheid van het geloof wordt beleefd in een voortgang, brengt mee, dat zij in betrekking staat met de praktijk en met de geschiedenis van dat geloof. Omdat het christelijk geloof evenwel berust op het Mens geworden Woord, onderscheiden zich zijn historische en met de praktijk verbonden aard wezenlijk van een vorm van historiciteit waarin de mens alleen zijn eigen richting zelf vaststelt.