
H. Paus Johannes Paulus II - 2 februari 1994
Moge het Jaar van het Gezin een eenstemmig en onophoudelijk gebed worden van alle 'huiskerken' afzonderlijk en van het hele volk van God! Moge door dit gebed ook de gezinnen bereikt worden die in moeilijkheden of in gevaar verkeren, die de moed verloren hebben of verdeeld zijn en zich in omstandigheden bevinden die H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981) kwalificeert als "onregelmatig". Mogen allen zich omarmd voelen door de liefde en de zorg van hun broeders en zusters!
Moge het gebed in het Jaar van het Gezin vooral een bemoedigend getuigenis zijn van de kant van de gezinnen die in de huiselijke gemeenschap hun roeping tot menselijk en christelijk leven verwezenlijken. Er zijn er zovele in iedere natie, in ieder bisdom en in iedere parochie! Ook al houdt men rekening met niet weinig 'onregelmatige omstandigheden', dan nog kan men redelijkerwijze denken dat deze gezinnen 'regel' zijn. En de ervaring laat zien, hoe belangrijk de rol van het gezin is, dat in overeenstemming leeft met de morele norm, opdat de mens die binnen dat gezin geboren en gevormd wordt, zonder onzekerheden de weg van het goede opgaat, een weg die voor altijd in zijn hart geschreven staat. Helaas lijken in onze dagen verschillende programma's die door zeer machtige middelen ondersteund worden, te mikken op het uiteenvallen van de gezinnen. Soms schijnt het zelfs dat men op alle mogelijke manieren situaties die feitelijk 'onregelmatig' zijn, probeert voor te stellen als 'regelmatig' en aantrekkelijk, door hieraan een uiterlijke bekoorlijkheid te verlenen. Deze situaties zijn immers in tegenspraak met 'de waarheid en de liefde' die de wederzijdse verhouding tussen man en vrouw dienen te inspireren en te leiden, en daarom de oorzaak zijn van spanningen en verdeeldheid binnen de gezinnen met vooral voor de kinderen ernstige gevolgen. Het morele geweten wordt verduisterd, wat waar, goed en schoon is, wordt misvormd en vrijheid wordt door slavernij verdrongen. Hoe actueel en stimulerend klinken in dit verband de woorden van de apostel Paulus over de vrijheid waarmee Christus ons heeft bevrijd, en over de slavernij door de zonde veroorzaakt Vgl. Gal. 5, 1 !
Wij zijn er ons dan ook van bewust, hoe zinvol en zelfs noodzakelijk een Jaar van het Gezin in de kerk is; hoe onmisbaar het getuigenis is van alle gezinnen die ieder dag hun roeping beleven; hoe dringend een groot gebed van de gezinnen is dat groeit en door de hele wereld gaat en waarin de dank tot uitdrukking komt voor de liefde en de waarheid, voor het "uitstorten van de heilige Geest" en voor de aanwezigheid van Christus onder ouders en kinderen: Christus, de Verlosser en de Bruidegom, die "ons tot het uiterste toe" heeft liefgehad. Vgl. Joh. 13, 1 Wij zijn er ten diepste van overtuigd dat deze liefde de grootste is Vgl. 1 Kor. 13, 13 en wij geloven dat zij in staat is zegerijk te overwinnen al wat niet liefde is.
Laat dit Jaar dan onophoudelijk het gebed van de Kerk, het gebed van de gezinnen, de 'huiskerken', opstijgen! En laat dit allereerst door God en vervolgens door de mensen gehoord worden, en laten deze laatsten niet tot twijfel vervallen en laten zij die ten gevolge van de menselijke broosheid wankelen, niet zwichten voor de verleidelijke betovering van het ogenschijnlijk goede, zoals dat bij iedere verleiding voorgehouden wordt.
Te Kana in Galilea, waar Jezus op een bruiloft werd uitgenodigd, richt zijn Moeder, die ook aanwezig was, zich tot de dienaren met de woorden: "Doet maar wat Hij u zeggen zal" (Joh. 2, 5). Ook tot ons, in dit Jaar van het Gezin, richt Maria dezelfde woorden. En wat Christus ons zegt op dit bijzondere historische ogenblik, is een dringende oproep tot een groot gebed samen met de gezinnen en voor de gezinnen. De maagd Maria nodigt ons uit, ons door dit gebed te verenigen met de gevoelens van de Zoon, die ieder gezin afzonderlijk liefheeft. Deze liefde heeft Hij aan het begin van zijn zending als Verlosser tot uitdrukking gebracht juist met zijn heiligmakende aanwezigheid te Kana in Galilea, een aanwezigheid die nog steeds voortduurt. Bidden wij voor de gezinnen van heel de wereld. Bidden wij door Hem, met Hem en in Hem tot de Vader "naar wie alle vaderschap in de hemel en op aarde genoemd wordt" (Ef. 3, 15).