H. Paus Johannes Paulus II - 2 februari 1994
Wat houdt het opvoeden van kinderen in? Bij het beantwoorden van deze vraag moet men twee fundamentele waarheden voor ogen houden: ten eerste dat de mens geroepen is in waarheid en liefde te leven, en ten tweede dat iedereen vervulling vindt door de waarachtige zelfgave. Dit is waar zowel voor de opvoeder als voor degene die opgevoed wordt. Opvoeding is dus een uniek proces waarvoor de wederzijdse gemeenschap van personen van enorm belang is. De opvoeder is iemand die in geestelijke zin "verwekt". Vanuit dit gezichtspunt kan het opvoeden van kinderen gezien worden als een echt apostolaat. Het is een levend communicatiemiddel, dat niet alleen een diepgaande relatie schept tussen de opvoeder en degene die opgevoed wordt, maar hen ook beiden tot deelgenoten maakt in de waarheid en de liefde, dat uiteindelijke doel waartoe iedereen geroepen wordt door God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Vaderschap en moederschap vooronderstellen het samen-leven en de interactie van autonome subjecten. Dit is heel duidelijk in het geval van de moeder als ze een nieuw menselijk wezen ontvangt. De eerste maanden die het kindje in de moederschoot aanwezig is, doen een bijzondere band ontstaan die op zich al een opvoedkundige betekenis heeft. Zelfs vóór de geboorte geeft de moeder niet alleen vorm aan het lichaam van het kind, maar ook, op indirecte wijze, aan de hele persoonlijkheid van het kind. Ofschoon we spreken over een proces waarin de moeder allereerst invloed heeft op het kind, mogen we niet over het hoofd zien dat het ongeboren kind ook de moeder op unieke wijze beïnvloedt. Bij deze wederzijdse beïnvloeding, die aan de buitenwereld duidelijk zal worden na de geboorte van het kind, speelt de vader geen directe rol. Hij moet echter wel op verantwoordelijke wijze aandacht aan zijn vrouw schenken en haar steunen gedurende de gehele zwangerschap, en indien mogelijk, op het moment van de geboorte.
Voor de "beschaving van de liefde" is het essentieel dat de echtgenoot erkent dat het moederschap van zijn vrouw een geschenk is: dit is enorm belangrijk voor het hele opvoedingsproces. Er hangt veel af van zijn bereidheid om zijn aandeel op zich te nemen in dit eerste stadium van de gave van de menselijkheid, en om als echtgenoot en vader betrokken te zijn bij het moederschap van zijn vrouw.
Opvoeden is dus vóór alles een wederzijdse "offervaardigheid" van de zijde van beide ouders: samen delen ze hun eigen rijpe mens-zijn mee aan het pasgeboren kind, dat hun op zijn beurt de nieuwheid en de frisheid van het mens-zijn schenkt, die het heeft meegebracht in de wereld. Dit is zelfs het geval als kinderen geboren worden met geestelijke of lichamelijke handicaps. Dan kan de toestand van de kinderen de zeer bijzondere moed die nodig is om hen op te voeden juist vergroten.
Terecht vraagt de Kerk dan ook tijdens de huwelijksplechtigheid: "Bent u bereid kinderen als geschenk uit Gods hand te aanvaarden, ... en hen in de geest van Christus en zijn Kerk op te voeden"? Bij het opvoeden van kinderen wordt de echtelijke liefde uitgedrukt in de vorm van echte ouderliefde. Het "deelgenootschap van personen", tot uitdrukking gebracht in de echtelijke liefde bij de aanvang van het gezin, wordt tot volmaaktheid en vervulling gebracht in de opvoeding van kinderen. Ieder individu, geboren en opgevoed in een gezin, vormt een potentiële schat die op verantwoorde wijze moet worden aanvaard, zodat deze niet vermindert of verloren gaat, maar juist mag groeien tot een steeds rijper mens-zijn. Dit is ook een uitwisselingsproces, waarin de ouders-opvoeders op hun beurt in zekere mate worden opgevoed. Terwijl ze hun eigen kinderen onderwijzen in menselijkheid, leren ze ook menselijkheid van hen. Dit alles maakt de organische structuur van het gezin heel duidelijk, en ontsluiert de fundamentele betekenis van het vierde gebod.
Bij het grootbrengen van kinderen ontwikkelt zich het "wij" van de ouders, van man en vrouw, tot het "wij" van het gezin, dat geënt is op vroegere generaties, en openstaat voor geleidelijke uitbreiding. In dit opzicht spelen zowel grootouders als kleinkinderen ieder hun eigen individuele rol.
Als het waar is dat ouders, door leven te schenken, delen in Gods scheppend werk, dan is het ook waar dat zij, wanneer zij hun kinderen opvoeden,eveneens deelnemen aan Zijn vaderlijke en tegelijk moederlijke onderrichting. Volgens Sint Paulus is Gods Vaderschap het oermodel van alle vader- en moederschap in het universum Vgl. Ef. 3, 14-15 , en van het menselijk vader- en moederschap in het bijzonder. Wij zijn volledig geïnstrueerd in Gods eigen wijze van onderricht door het eeuwige Woord van de Vader, die, door zelf mens te worden, aan de mens de authentieke en integrale grootheid van zijn mens-zijn, dat wil zeggen zijn kind-van-God-zijn, heeft geopenbaard. Op deze wijze openbaarde Hij ook de ware betekenis van de menselijke opvoeding. Door Christus wordt alle opvoeding, zowel in het gezin als daarbuiten, deelname aan Gods eigen heilspedagogie, die gericht is op individuen en gezinnen en haar hoogtepunt bereikt in het Paasmysterie van de dood en verrijzenis van de Heer. Het "hart" van onze verlossing is het uitgangspunt van ieder proces van christelijke opvoeding, die tegelijkertijd altijd een opvoeding tot volledige menselijkheid is.
Ouders zijn de eerste en voornaamste opvoeders van hun eigen kinderen, en ze hebben een fundamentele bevoegdheid op dit terrein: ze zijn opvoeders omdat ze ouders zijn. Ze delen hun opvoedkundige zending met andere individuen of instellingen, zoals de Kerk en de Staat. Maar de zending tot opvoeden moet altijd worden uitgevoerd onder correcte toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Dit houdt de wettigheid en zelfs de noodzaak in van het verlenen van assistentie aan ouders, maar vindt een wezenlijke en absolute grens in hun primaire rechten en feitelijke capaciteiten. Het subsidiariteitsbeginsel staat dus in dienst van de ouderliefde, en komt tegemoet aan het welzijn van de gezinseenheid. Want ouders zijn op zichzelf niet in staat te voldoen aan alle eisen die het gehele proces van de opvoeding stelt; dit geldt in het bijzonder voor de scholing van de kinderen en voor het hele gamma van socialisatie. Zo vult subsidiariteit de liefde van vader en moeder aan en bevestigt de fundamentele aard ervan, omdat alle andere deelnemers aan het proces van de opvoeding hun taken in deze alleen maar kunnen uitvoeren in naam van de ouders, met hun toestemming en tot op zekere hoogte, met hun machtiging.
Het proces van de opvoeding mondt tenslotte uit in de fase van zelf-opvoeding; die komt als het individu, na een passend niveau van geestelijke en lichamelijke rijpheid te hebben bereikt, begint "zichzelf op te voeden". Te zijner tijd gaat de zelf-opvoeding, blijvend geworteld in het opvoedingsproces, verder voortbouwen op de resultaten die daar bereikt zijn. Opgroeiende jongeren worden bloot gesteld aan nieuwe mensen en nieuwe omgevingen, vooral leraren en klasgenoten, die invloed op hun leven uitoefenen, een invloed die zowel gunstig als ongunstig kan zijn. In dit stadium distantieert een jongere zich enigszins van de opvoeding die hij in het gezin ontvangen heeft, en neemt daarbij soms een kritische houding aan ten opzichte van zijn ouders. Toch wordt het proces van zelfopvoeding altijd gekenmerkt door de opvoedkundige invloed van het gezin en de school op kinderen en jongeren. Zelfs als ze volwassen worden en hun eigen weg gaan, blijven jonge mensen nauw verbonden met hun existentiële wortels.
Tegen deze achtergrond krijgen we op een nieuwe manier zicht op de betekenis van het vierde gebod: "Eer uw vader en uw moeder" (Ex. 20, 12). Dit is nauw verbonden met het hele proces van opvoeding. Ouderschap, het eerste en fundamentele gegeven in het geschenk van het mens-zijn, opent voor zowel ouders als kinderen nieuwe en diepgaande perspectieven. Baren naar het vlees betekent het in gang zetten van een tweede "geboorte", die geleidelijk en ingewikkeld is, en die het hele opvoedingsproces voortduurt. Het vierde gebod roept kinderen op hun vader en moeder te eren. Maar zoals we boven al gezien hebben, legt datzelfde gebod ouders een soort corresponderende of "symmetrische" plicht op. Ouders zijn ook geroepen hun kinderen te "eren", of ze nu jong zijn of oud. Deze houding van de ouders is gedurende de hele opvoeding noodzakelijk, zeker ook als de kinderen onderwijs volgen. Het "beginsel van eer bewijzen", de erkenning en het respect die de mens toekomen, juist omdat hij mens is, is de grondvoorwaarde voor ieder authentiek opvoedkundig proces.
In de sfeer van de opvoeding heeft de Kerk een specifieke rol te vervullen. In het licht van de traditie en de leer van het Concilie kan men zeggen dat aan de Kerk niet alleen de godsdienstige en morele vorming van de persoon wordt toevertrouwd, maar dat het hele proces van iemands opvoeding "samen met" de Kerk wordt bevorderd. Het gezin is geroepen de opvoedkundige taak uit te voeren in de Kerk, en zo in haar leven en zending te delen. De Kerk wil haar opvoedkundige zending bovenal gestalte geven door gezinnen, die in staat gesteld worden deze taak op zich te nemen dankzij het sacrament van het huwelijk, door de "genade van staat" die daaruit volgt en het specifieke "charisma" dat eigen is aan de gehele gezinsgemeenschap. Een terrein waar het gezin zeker een onvervangbare rol heeft, is dat van de godsdienstige opvoeding, wat het gezin in staat stelt te groeien als "huiskerk". Ook wanneer ouders hun verantwoordelijkheid in deze toevertrouwen aan kerkelijke instellingen of aan scholen met religieuze leerkrachten, dan moet hun opvoedende aanwezigheid toch nog steeds standvastig en actief blijven. Godsdienstige opvoeding en kindercatechese maken het gezin tot een waar subject van evangelisatie en apostolaat binnen de Kerk. We spreken hier over een recht dat intrinsiek verbonden is met het beginsel van godsdienstvrijheid. Gezinnen, en in het bijzonder ouders, moeten (van de burgerlijke overheid) de vrijheid hebben voor hun kinderen een bepaald soort godsdienstige en zedelijke opvoeding te kiezen, die overeenkomt met hun eigen overtuiging. In de context van de opvoeding moet de nodige aandacht worden besteed aan het wezenlijke vraagstuk van de levenskeuze, en hier in het bijzonder de voorbereiding op het huwelijk. De Kerk heeft zich veel moeite getroost om de huwelijksvoorbereiding te bevorderen, bijvoorbeeld door het aanbieden van cursussen voor verloofde paren. Dit alles is de moeite waard, en ook noodzakelijk. Maar men mag niet vergeten dat de voorbereiding op het toekomstige leven als echtpaar bovenal de taak van het gezin is. Zeker, alleen geestelijk rijpe gezinnen kunnen die verantwoordelijkheid naar behoren op zich nemen. Vandaar dat we moeten wijzen op de noodzaak voor een speciale solidariteit onder de gezinnen. Deze kan op verschillende manieren in praktijk worden gebracht, bijvoorbeeld door verenigingen van gezinnen voor gezinnen. De instelling van het gezin wordt versterkt door zulke uitingen van solidariteit, die niet alleen individuen maar ook gemeenschappen samen brengen, waarbij men op zich neemt samen te bidden en samen te zoeken naar het antwoord op de wezenlijke levensvragen. Is dat geen buitengewoon kostbare uiting van wederzijds gezinsapostolaat? Het is belangrijk dat gezinnen proberen onderlinge banden te doen ontstaan. Dat geeft hun de gelegenheid elkaar te helpen bij het opvoeden: ouders voeden andere ouders op, en kinderen andere kinderen. Zo wordt een bijzondere traditie van opvoeding in het leven geroepen, die haar kracht ontleent aan de aard van de "huiskerk", eigen aan het gezin.
Het evangelie van de liefde is de onuitputtelijke bron van al wat het menselijk gezin als "deelgenootschap van personen" voedt. Als rijpe vrucht van de wederzijdse zelfgave van de ouders, vindt het hele opvoedingsproces zijn steun en definitieve betekenis in de liefde. Door de inspanningen, verdrietigheden en teleurstellingen die met de opvoeding van iedere persoon gepaard gaan, wordt de liefde steeds op de proef gesteld. Om die beproeving te doorstaan is een bron van geestelijk kracht noodzakelijk, en die vindt men alleen in Hem die liefheeft "tot het uiterste toe" (Joh. 3, 1). Opvoeding maakt dus volledig deel uit van de "beschaving van de liefde". Opvoeding is afhankelijk van de beschaving van de liefde en draagt in hoge mate bij tot de uitbouw ervan.
De Kerk bidt tijdens het Jaar van het Gezin met volharding en vertrouwen voor de opvoeding van de mens, opdat gezinnen moedig, vertrouwvol en hoopvol volharden in hun opvoedkundige taak, ondanks het feit dat de moeilijkheden soms onoverkomelijk lijken. De Kerk bidt dat de krachten van de "beschaving van de liefde", die hun bron hebben in de liefde van God, zullen zegevieren. Dit zijn de krachten die de Kerk onophoudelijk aanwendt voor het welzijn van de hele menselijke familie.