Nu is het zeker, dat de wereld in de eerste helft van deze eeuw onder vele opzichten totaal is veranderd op nationaal, economisch, sociaal, cultureel
en ideologisch gebied. Het internationaal element trad door de groeiende wederzijdse afhankelijkheid van de volkeren steeds meer op de voorgrond; tegelijkertijd echter ontwaakte weer het nationaal gevoel, dat hinderpalen en moeilijkheden overwon, op sommige plaatsen zelfs met de onstuimigheid van het vuur. Elders is het economisch element en nauw daarmee verbonden het sociologisch element beslissend, beide bouwen op hechte theorieën en ideologieën, die zich tezamen ontwikkelden; hier blijft het echter vaak onzeker, of de overheersende ideologie vorm geeft aan het leven of het leven aan de ideologie. Omdat anderzijds niet zelden economie, sociologie, ideologie en leven van het ene volk verschillen van die van een ander, veroorzaakt juist dit verschil dikwijls scherpe onderlinge spanningen, waardoor men soms gedwongen wordt, een oplossing te zoeken in oorlogen. In de voorbije eeuwen hadden de internationale betrekkingen, hetzij zij vredelievend waren of de vrede bedreigden, nog niet de omvang en de invloed van tegenwoordig. Een scherp afgebakend leven en een autarkie van de verschillende volkeren of van kleine groepen van volkeren waren mogelijk; in het contact met andere volkeren konden ook dikwijls de eigen krachten van opkomende bewegingen en geschillen zich niet vrij ontwikkelen; alles bleef toen in plaats en tijd meer beperkt. De wereldrijken van vóór de christelijke tijd en het Romeinse rijk zelf zouden, als men ze afmeet naar de tegenwoordige kennis van de uitgestrektheid van de aarde en van het menselijk geslacht, ver achterblijven bij die van de tegenwoordige wereld. Toch voerden deze "wereldstaten" veel oorlogen en daarop volgden dan verhoudingen, die in de algemene geschiedenis gewoonlijk in grote lijnen op dezelfde wijze terugkeren, nl. van "overwinnaars en overwonnenen", van "onderwerpers en onderworpenen"; het harde van deze verhoudingen was verschillend en zij duurden kortere of langere tijd, maar leidden later meestal weer tot een min of meer dragelijke "modus vivendi", vooral als nieuwe generaties, die het persoonlijk lijden van de voorbije oorlogen niet hadden meegemaakt, de plaats innamen van de oude en heel bijzonder als de nauwe samenleving en samenwerking langzamerhand een sociale en zelfs een famiale vermenging van "overwonnenen" en "overwinnaars" tot stand hadden gebracht. Dit geleidelijk afnemen en uitsterven van psychische spanningen schijnt een van de wetten van de volkspsychologie, hoewel men toch rekening moet houden met de mogelijkheid van het ontstaan van nieuwe tegenstellingen. Maar al te dikwijls is dit niet het enige gevolg van de oorlogen uit het verleden. Er zijn genoeg voorbeelden in de geschiedenis, waarin een verzoening of een ontspanning niet werd bereikt, maar het conflict meerdere malen werd vernieuwd en ten slotte uitliep op de vernietiging, of de slavernij, of de volledige machteloosheid van de vijand.