Paus Pius XII - 13 oktober 1955
In dit opzicht is het zeer nuttig, uit de documenten en uit de wetteksten het denken van de voorbije eeuwen - en zelfs van millennia - te leren kennen en begrijpen. Deze tonen ons, dat de eisen voor de samenleving van de volkeren in hoofdlijnen altijd dezelfde zijn geweest, omdat de menselijke natuur in wezen altijd dezelfde blijft; zij bewijzen bovendien, dat dezelfde daden van rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid steeds opnieuw terugkomen in het private en openbare leven, in het interne leven van de volke- ren en in de betrekkingen van de staten onderling. ?
Ook is het leerzaam te zien, hoe men altijd de noodzakelijkheid erkend heeft om door verdragen en internationale overeenkomsten vast te stellen, wat volgens de beginselen van de natuur niet met zekerheid vaststaat, en om datgene aan te vullen, waaromtrent de natuur zweeg. Nog eens. De studie van de geschiedenis en van de ontwikkeling van het recht vanaf de vroegste tijden leert ons, dat enerzijds een verandering in economische en sociale (soms zelfs politieke) omstandigheden ook nieuwe formuleringen vraagt van de eisen van het natuurrecht, waarbij de systemen, die tot nu toe overheersend waren, niet meer passen; dat anderzijds in deze veranderingen de fundamentele eisen van de natuur altijd terugkeren en meer of minder noodzakelijk door de ene generatie aan de andere worden overgegeven. Een aandachtig toeschouwer ziet hier de erkenning, die altijd op een of andere wijze terugkeert, van de persoonlijkheid van de mens met zijn fundamentele rechten omtrent stoffelijke en onstoffelijke dingen en dus het onwrikbaar afwijzen van het volledig opgaan van de persoon in de gemeenschap en van de vernietiging van de persoonlijke activiteit, die er het gevolg van is. Maar daartegenover vindt men ook het verwerpen van de overdreven beklemtoning van de afzonderlijke mens of het afzonderlijke volk, die zich niet alleen niet mogen onttrekken aan het noodzakelijk dienen van de gemeenschap, maar ook gehouden zijn, die dienst op positieve wijze te verrichten. Men vindt verder het grondbeginsel, dat macht en succes geen rechtvaardiging zijn voor een aanval en evenmin uit zichzelf het recht maken; dat het recht boven macht moet gaan; dat de schenders van het recht in de gemeenschap van de volkeren moeten beschouwd worden als misdadigers en als zodanig ter verantwoording moeten geroepen worden. Paus Pius XII, Toespraak, Tot het VIde Internationale Congres voor Strafrecht, Nous Croyons (3 okt 1953). over dit onderwerp handelden wij reeds in onze toespraak tot het internationaal congres voor strafrecht van 3 October 1953