H. Paus Johannes Paulus II - 22 december 1980
Eerbiedwaardige leden van het heilig college,
Zeergeliefde broeders,
Wij bevinden ons weer in deze consistoriezaal, in de onvergelijkelijke sfeer van de verwachting van de geboorte van Christus de Heer, voor de aanbieding van wensen. Deze wensen zijn niet louter woorden: zij drukken de doorleefde werkelijkheid van de gemeenschap van onze harten uit, alsook die van onze fysieke krachten die allen op de ene dienst van de heilige Kerk zijn gericht, allen gegrond op de ene liefde van Christus wiens geboorte wij verwachten.
Ik heb deze harten voelen trillen in de altijd aangepaste, beminnelijke en vurige uitingen welke de dierbare en vereerde kardinaal-deken voor u onder woorden heeft gebracht. Behalve de adeldom van zijn ziel die allen bekend is, heb ik er eveneens de zuiverheid van uw gevoelens in ervaren op dit unieke moment van het liturgische jaar waarin wij ons voorbereiden om de Heer die komt, in onze armen te ontvangen zoals de allerheiligste Maria te Betlehem, zoals Simeon in de tempel. Vanwege dit alles dank ik kardinaal Confalonieri en met hem u allen.