
H. Paus Johannes Paulus II - 12 januari 1981
Ik herinner me eveneens het bezoek van andere persoonlijkheden van de regeringen van verschillende staten en internationale organisaties.
In de verscheidenheid van de historische situaties benadrukken deze bezoeken van hoge autoriteiten aan de nederige opvolger van de heilige Petrus het wederzijdse verlangen de betrekkingen van verstandhouding te verdiepen waaruit de volkeren voordeel trekken, waaronder de Kerk leeft en waarin zij de mens wil dienen.
Ik ben dus van mening dat deze jaarlijkse ontmoeting met u, doorluchtige leden van het corps diplomatique, een bijzonder betekenisvol moment in mijn pastorale bediening vertegenwoordigt. Door uw aanwezigheid heb ik namelijk de hele internationale gemeenschap, met zijn zo verschillende uiterlijk en samenstelling, voor ogen. U vormt een echt 'forum' dat me doet terugdenken aan mijn ontmoetingen met de vertegenwoordigers van de volkeren bij de UNO, de FAO en de UNESCO; het zijn dus inderdaad uw eigen gemeenschappen en ook de hele gemeenschap van de verschillende naties van de wereld, die ik voor ogen heb.
Tijdens de pastorale reizen die ik onderneem in de verschillende streken van de wereld, ervaar ik een dubbele werkelijkheid: enerzijds de volkeren die elkaar ontmoeten en hun last aan geschiedenis en leven meebrengen welke wordt uitgedrukt in het religieuze geloof, de cultuur, de overtuigingen, de hoop en zelfs het lijden, allemaal zaken waarin de kerk, gemeenschap van gelovigen, diep is opgenomen als een min of meer uitgebreid onderdeel van deze menselijke werkelijkheid; en anderzijds de vertegenwoordigers en verantwoordelijken van het institutionele leven van elk land, de regeringsautoriteiten met wie ik iedere keer nuttige ontmoetingen en gesprekken kon hebben.
Deze dubbele werkelijkheid komt overeen met de tweevoudige dialoog waartoe ik mij in mijn zending als universele herder, voortdurend verplicht voel: de ene dialoog wordt gevoerd met de mens van het concrete leven, om in hem de bezielende kracht van het Evangeliewoord weer tot leven te roepen of het hem tenminste te verkondigen zodat hij het leert kennen en zijn eigen houding er tegenover bepaalt; de andere dialoog is gericht op de verantwoordelijken van het politieke en sociale leven, om een eenvoudige, belangeloze samenwerking aan te bieden in de grote kwesties die het leven van de mensheid betreffen: de vrede, de rechtvaardigheid, de rechten van de menselijke persoon, het algemeen welzijn.