27 maart 1982
In de Verhelderingen, n. 5, heeft de ARCIC de reden verklaard voor haar gebruik van het woord anamnesis en heeft de specificatie van anamnesis als offer als rechtmatig erkend met betrekking tot de traditie van de kerk en haar liturgie. Niettemin kan men, inzover dit het voorwerp van geschil is geweest in het verleden, niet voldaan zijn met een verklaring welke open staat voor een lezing welke een wezenlijk aspect van het mysterie niet insluit. Deze tekst zegt, zoals ook de Verklaring van Windsor (n. 5), 'dat de Kerk in de beweging treedt waardoor (Christus) zichzelf heeft geofferd' en de eucharistische gedachtenis welke bestaat in 'het effectief maken van het heden van een gebeurtenis in het verleden', is 'de werkzame verkondiging door de kerk van Gods machtige daden'. Maar men vraagt zich toch af, wat werkelijk wordt bedoeld met de woorden 'de kerk treedt in de beweging waardoor (Christus) zichzelf heeft geofferd' en 'het effectief maken in het heden van een gebeurtenis in het verleden'. Om de katholieken in staat te stellen hun geloof op dit punt volledig uitgedrukt te zien, zou het nuttig zijn geweest, duidelijk te maken dat deze werkelijke aanwezigheid van het offer van Christus, voltrokken door de sacramentele woorden, dat wil zeggen door de bediening van de priester die 'in persona Christi' de woorden van de Heer zegt, een deelneming van de kerk, het lichaam van Christus, insluit aan de offerhandeling van haar Heer, zodat zij sacramenteel in Hem en met Hem zijn offer opdraagt. De verzoenende waarde welke het katholieke dogma aan de Eucharistie toekent en welke niet door de ARCIC wordt vermeld, is juist dat van deze sacramentele offerande. Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 6.16 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Het Mysterie en de Eredienst van de Heilige Eucharistie - Brief aan de Bisschoppen bij gelegenheid van Witte Donderdag 1980, Dominicae Cenae (24 feb 1980), 8. par. 4