
H. Paus Johannes Paulus II - 31 december 1978
Zeergeliefde broeders en zusters,
Allereerst wil ik alle hier aanwezige Romeinen en gasten begroeten die gekomen zijn om het einde van het jaar 1978 te vieren, het godsdienstig te vieren. Ik richt mijn hartelijke groet aan de kardinaal-vicaris, aan de broeders bisschoppen, aan de vertegenwoordigers van het burgerlijk gezag, de priesters, de vrouwelijke religieuzen, de mannelijke religieuzen, vooral die van Sociëteit van Jezus met hun pater generaal.
De zondag onder het octaaf van Kerstmis, dat wil zeggen deze zondag, wordt in de liturgie verbonden met de plechtige gedachtenis van de heilige Familie, Jezus, Maria en Jozef. De geboorte van een kind betekent altijd het begin van een gezin. De geboorte van Jezus in Betlehem betekende het begin van dat enige en uitzonderlijke gezin in de geschiedenis van de mensheid; in dit gezin is de Zoon van God, ontvangen door en geboren uit de moedermaagd, in de wereld gekomen, opgegroeid en opgevoed, en tegelijkertijd vanaf het begin aan de waarlijk vaderlijke zorgen toevertrouwd van Jozef, de timmerman van Nazareth, die volgens de joodse wet de man van Maria was en volgens de Heilige Geest haar waardige bruidegom en op een werkelijk vaderlijke wijze de beschermer van het moederlijk mysterie van zijn bruid.
Het gezin van Nazareth dat de Kerk vooral in de liturgie van vandaag aan alle gezinnen voor ogen stelt, vormt daadwerkelijk dat hoogste verwijzingspunt voor de heiligheid van elk menselijk gezin. De geschiedenis van dit gezin wordt op de bladzijden van het Evangelie op een heel beknopte wijze beschreven. Wij komen nauwelijks enkele gebeurtenissen van zijn leven te weten. Wat we evenwel vernemen is voldoende om er de fundamentele momenten in elk gezin in onder te brengen en die dimensies naar voren te doen komen waartoe alle mensen zijn geroepen die een gezinsleven leiden: vader, moeder, ouders en kinderen. Het Evangelie toont ons met grote duidelijkheid het opvoedingsprofiel van het gezin: 'Hij ging met hen mee naar Nazareth en was aan hen onderdanig' (Lc. 2, 51). Deze 'onderdanigheid', deze gehoorzaamheid en bereidwilligheid om de rijpe voorbeelden van de menselijke leiding van het gezin te aanvaarden, zijn van de kant van de kinderen en van de kant van de jongerengeneratie noodzakelijk. Ook Jezus was op deze wijze 'onderdanig'. En naar deze 'onderdanigheid', deze bereidwilligheid van het kind om de. voorbeelden van menselijk gedrag te aanvaarden, moeten de ouders heel hun gedrag afstemmen. Ook Jezus was op deze wijze onderdanig'. Dit is het bijzonder gevoelige punt van hun verantwoordelijkheid als ouders, van hun verantwoordelijkheid tegenover de mens, deze kleine en opgroeiende mens, die hen door God zelf is toevertrouwd. Zij moeten ook voor ogen houden wat gebeurd is in het gezin van Nazareth toen Jezus twaalf jaar oud was; dat wil zeggen, zij voedde hun eigen Zoon niet alleen op voor zichzelf, maar voor Hem, voor de taken welke Hij in het vervolg op zich zal moeten nemen. De twaalfjarige Jezus heeft aan Maria en Jozef geantwoord: 'Wist ge dan niet, dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?' (Lc. 2, 49).
Over welke waarden gaat het? Om op deze vraag evenredig te antwoorden zou men naar heel de hiƫrarchie en het geheel van de waarden moeten verwijzen die elkaar wederkerig verklaren en bepalen. In een poging ons op beknopte wijze uit te drukken, zeggen wij, dat het hier gaat over twee fundamentele waarden welke zich onweerstaanbaar opdringen in verband met wat wij noemen 'de echtelijke liefde'. De eerste ervan is de waarde van de persoon welke zich uitdrukt in de wederzijdse absolute trouw tot de dood: trouw van de echtgenoot tegenover de echtgenote en van de echtgenote tegenover de echtgenoot. Het gevolg van deze bevestiging van de waarde van de persoon welke in de wederzijdse verhouding tussen echtgenoot en ' echtgenote tot uitdrukking wordt gebracht, moet ook het respect zijn voor de persoonlijke waarde van het nieuwe leven, dat wil zeggen het kind vanaf het eerste moment van zijn ontvangenis.
De Kerk kan zich nooit van de verplichting ontslaan deze twee fundamentele waarden te beschermen welke met de roeping van het gezin zijn verbonden. De bescherming hiervan is door Christus aan de Kerk toevertrouwd op een wijze welke geen twijfel laat. Tegelijkertijd maakt de klaarblijkelijkheid van deze waarden - menselijk verstaan - dat de Kerk door hen te verdedigen zichzelf ziet als de spreekbuis van de waarachtige waardigheid van de mens: van het welzijn van de persoon, van het gezin, van de naties. Met handhaving van het respect voor al degenen die anders denken, is het vanuit objectief en onpartijdig standpunt zeer moeilijk te erkennen, dat wie zich overeenkomstig de ware menselijke waardigheid gedraagt, de huwelijkstrouw verraadt of toestaat dat het in de moederschoot ontvangen leven vernietigd en verdelgd wordt. Bijgevolg kan men niet aannemen dat de programma's welke een dergelijk gedrag voorstellen, vergemakkelijken en toelaten het objectieve welzijn van de mens, het morele welzijn dienen en bijdragen om het menselijk leven werkelijk menselijker, werkelijk menswaardiger te maken; dat zij tot opbouw van een betere samenleving dienen.
Staat mij toe dat ik me ook in deze dankzegging en dit vragen om vergeving bedien van het criterium van het gezin, maar deze keer in een ruimere zin. Daar God vader is, heeft het criterium van het gezin ook deze dimensie; zij betreft heel de menselijke gemeenschap, de samenleving, de naties, de landen; zij betreft de Kerk en de mensheid. Aldus dit jaar besluitend, brengen wij dank aan God voor alles waardoor de mensen - op de verschillende terreinen van het aardse leven - nog meer 'gezin' worden, dat wil zeggen meer broeders en zusters, dat zij gemeenschappelijk de ene Vader hebben. Tegelijkertijd vragen wij vergeving voor alwat vreemd is aan de gemeenschappelijke broederschap der mensen, wat de eenheid van het menselijke gezin verwoest, wat het bedreigt en wat het belemmert.
Terwijl ik altijd mijn grote voorganger Paulus VI en de zeer beminde Paus Johannes Paulus I voor ogen heb, zeg ik, hun opvolger in het jaar van hun beider dood, daarom vandaag: 'Onze Vader die in de hemel zijt, aanvaard ons op deze laatste dag van het jaar 1978 in Christus Jezus, uw eeuwige Zoon, en geleid ons in Hem verder naar de toekomst. Naar de toekomst welke Gij zelf verlangt: God van liefde, God van waarheid, God van het leven!!
Met dit gebed op de lippen wil ik, de opvolger van de twee in dit jaar gestorven Pausen, samen met u de grens overgaan welke binnen enkele uren het jaar 1978 zal scheiden van 1979.