Zenon Kardinaal Grocholewski - 28 oktober 2013
Het interculturele aspect maakt onbetwijfelbaar deel uit van het erfgoed van het christendom, dat een ‘universele’ roeping heeft. In de geschiedenis van het christendom is er zelfs een rode draad van dialoog met de wereld, op zoek naar meer broederlijkheid onder de mensen. In de traditie van de Kerk wordt het interculturele perspectief niet beperkt tot het waarderen van de verschillen, maar het helpt ook om het vredevol samenleven van de mensheid op te bouwen. Dit is in het bijzonder nodig in complexe samenlevingen, waar de risico’s van relativisme en culturele uniformiteit overwonnen moeten worden.
Verschillende leerstellingen van de Kerk, in het bijzonder van het Tweede Vaticaanse Concilie en van het Leergezag na dit Concilie, hebben een reflectie aangeboden over cultuur en het belang ervan voor de volledige ontwikkeling van de menselijke mogelijkheden.
Het belang van cultuur overwegend, heeft het Tweede Vaticaanse Concilie doen stellen dat er geen echte menselijke ervaring is zonder de context van een specifieke cultuur. Zo “komt de mens tot een ware en volle menselijkheid enkel door de cultuur.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 53 Elke cultuur is een manier van uitdrukking geven aan het transcendentale aspect van het leven; hierin inbegrepen de reflectie over het mysterie van de wereld en, in het bijzonder, het mysterie van de mensheid. De essentiële betekenis van cultuur bestaat uit “het feit dat het een kenmerk is van het menselijke leven op zich. De mens leeft een waarlijk menselijk leven dankzij cultuur. Het menselijk leven is cultuur in die zin dat de mens ook dat de mens erdoor getekend wordt en onderscheiden wordt van al wat bestaat elders in deze zichtbare wereld: de mens kan niet bestaan buiten de cultuur. De mens leeft altijd in overeenstemming met een cultuur die tot hem behoort en die, omgekeerd, onder mens een band schept die ook eigen is aan hen, hiermee het intermenselijke en sociale karakter van het menselijke bestaan bepalend.” H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de 'United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization' (UNESCO), Parijs, De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur (2 juni 1980), 6
Verder duidt de term cultuur al die middelen aan waarmee “de mens zijn lichamelijke en spirituele kwaliteiten ontwikkelt en vervolmaakt; hij streeft ernaar om de wereld zelf onder zijn controle te brengen door zijn kennis en arbeid. Hij maakt het sociale leven meer menselijk, zowel in zijn familie als in de burgerlijke samenleving, door de verbetering van gewoonten en instellingen. In de loop der tijd geeft hij uitdrukking aan grote spirituele ervaringen en verlangens en geeft hen door en bewaart hen in zijn werken, opdat ze ten bate zouden kunnen zijn van de vooruitgang van velen, zelfs de gehele menselijke familie.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 53 Daarom sluit dit zowel het subjectieve aspect in – gedragingen, waarden en tradities die elke persoon aanneemt – en het objectieve aspect, het werk van individuen.
Bijgevolg “heeft cultuur noodzakelijkerwijs een historisch en sociaal aspect en… neemt een sociologische en etnologische betekenis aan. Deze betekenis volgend kunnen we spreken van een pluraliteit aan culturen. Verschillende levensstijlen en meerdere waardenschalen komen voort uit de verschillende manieren waarop dingen gebruikt worden, uit arbeid, uit zelfexpressie, uit het praktiseren van religie, uit het vormen van gewoonten, uit het opstellen van wetten en het oprichten van juridische instellingen, uit het cultiveren van wetenschappen, kunsten en schoonheid. Zo vormen de gewoonten die worden overgeleverd aan een gemeenschap het erfgoed van die gemeenschap. Het is ook op deze manier dat er een bepaald, historisch milieu wordt gevormd dat de mens uit elk land en van elke leeftijd omhult en waaruit hij waarden afleidt die het mogelijk maken voor hem om zich in te zetten voor de beschaving.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 53
Culturen laten zien dat ze naar hun aard ten diepste dynamisch en historisch zijn; ze ondergaan veranderingen in de loop der tijd. Desalniettemin tonen ze belangrijke gemeenschappelijke elementen onder de eerder oppervlakkige veranderingen. “Culturele diversiteit zou moeten worden verstaan binnen de bredere horizon van de eenheid van het menselijke ras”, en in dit licht kan men de diepste betekenis aanvoelen van de echte verschillen, in plaats van “de radicalisering van de identiteit die culturen opstandig maakt tegen enige goede invloed van buitenaf.” H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredeszondag 2001, Dialoog tussen culturen voor een beschaving van liefde en vrede (8 dec 2000), 7.9
Daarom worden interculturele relaties niet geboren uit een statisch idee van cultuur, maar uit een idee van de openheid ervan. Het is bovenal de potentiële universaliteit van elke cultuur die de dialoog tussen culturen bewerkstelligt. Vgl. Internationale Theologische Commissie, Geloof en inculturatie, Fides et inculturatio (8 okt 1988), 15 Bijgevolg “welt de dialoog tussen culturen… op als een intrinsieke eis van de menselijke natuur zelf, alsook van cultuur… gebaseerd op de erkenning dat er waarden zijn die gemeenschappelijk zijn aan alle culturen omdat ze geworteld zijn in de natuur van de persoon… Het is noodzakelijk om het bewustzijn van de mensen voor deze gedeelde waarden te bevorderen om die intrinsieke universele ‘bodem’ te voeden die nodig is voor een constructieve en vruchtdragende dialoog.” H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredeszondag 2001, Dialoog tussen culturen voor een beschaving van liefde en vrede (8 dec 2000), 10.16 De openheid voor hogere waarden die gemeenschappelijk zijn voor het gehele mensenras – gebaseerd op waarheid en universaliteit, zoals rechtvaardigheid, vrede, de waardigheid van de menselijke persoon, openheid voor het transcendente, gewetens- en godsdienstvrijheid – impliceert een idee van cultuur als zijnde een bijdrage aan een breder bewustzijn van menselijkheid. Dit staat tegenover de tendens die bestaat in de geschiedenis van culturen om particuliere kleine wereldjes op te bouwen die gesloten en introvert zijn.
Mensen definiëren aan de hand van hun relaties met andere mensen en met de natuur geeft geen afdoende antwoord op de onvermijdelijke, fundamentele vraag: wie is de mens echt? De christelijke antropologie legt de basis van man en vrouw en hun mogelijkheid om cultuur te scheppen in hun geschapen zijn naar het beeld en de gelijkenis van God, een Triniteit van Personen in gemeenschap. De geduldige pedagogie van God werd ons geopenbaard vanaf de schepping van de wereld. Doorheen de heilsgeschiedenis voedt God mensen op tot verbond – een levende relatie – en tot het openstellen van zichzelf, steeds meer, voor alle volkeren. Dit verbond heeft zijn hoogtepunt in Jezus, die, door middel van zijn dood en verrijzenis, het verbond ‘nieuw en eeuwig’ heeft gemaakt. Sinds dat ogenblik is de Heilige Geest verdergegaan met het onderwijzen van de missie die Christus heeft toevertrouwd aan de Kerk: “Ga, en maak alle volkeren tot leerling... leer hun alles onderhouden wat Ik jullie geboden heb” (Mt. 28, 19-20).
“Elke mens wordt opgeroepen tot gemeenschap omwille van zijn natuur die geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van God. Vgl. Gen. 1, 26-27 Daarom is de mens, in de sfeer van de Bijbelse antropologie, geen geïsoleerd individu, maar een persoon: een wezen dat in essentie relationeel is. De gemeenschap tot dewelke de mens geroepen is, heeft steeds een dubbele dimensie, dit wil zeggen verticaal (gemeenschap met God) en horizontaal (gemeenschap met mensen). Het is fundamenteel dat gemeenschap wordt erkend als een geschenk van God, als de vrucht van het goddelijk initiatief dat tot vervulling komt in het Paasmysterie.” Congregatie voor de Katholieke Vorming, Samen onderwijzen in katholieke scholen: Een missie gedeeld tussen gewijde personen en de gelovige leken (8 sept 2007), 8