
Gaetano Kard. Cicognani - 16 november 1955
Aangezien er naargelang de verschillende plaatsen en volkeren meerdere volksgebruiken bestaan, die verband houden met de viering van de heilige week, moeten de plaatselijke Ordinarissen en de priesters in de zielzorg er naar streven, dat dergelijke gebruiken, die een hechte godsvrucht schijnen te bevorderen, in overeenstemming worden gebracht met de vernieuwde Orde van de heilige week. Van de andere kant moet de gelovigen worden gewezen op de overwaarde van de gewijde Liturgie, die steeds en vooral in deze dagen de overige devoties en gebruiken, hoe goed zij ook mogen zijn, uiteraard verre overtreft.
Waar tot nu toe het gebruik bestond om op de heilige zaterdag zelf de huizen te zegenen, moeten de plaatselijke Ordinarissen de nodige schikkingen treffen, opdat deze zegening op een meer geschikte tijd, voor of na het Paasfeest, door de pastoors of door andere zielzorgers door hen daartoe gemachtigd, geschiedt, waarbij zij deze gelegenheid moeten aangrijpen om de hun toevertrouwde gelovigen een vaderlijke bezoek te brengen en zich van hun geestelijke toestand op de hoogte te stellen. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 462. §6
Het luiden van de klokken N.v.d.r.: L'Osservatore Romano van 27 nov. 1955 leest: "Het luiden van de klokken, dat op de donderdag van het Avondmaal des Heren in de plechtige Avondmis, en op de heilige zaterdag in de Mis van de nachtwake....", dat in de Mis van de Paaswake bij het begin van de lofzang "Gloria in excelsis" is voorgeschreven, geschiede als volgt:
C. Kardinaal Cicoqneni,
prefekt
A. Cerinci,
secretaris
16 november1955