Gaetano Kard. Cicognani - 16 november 1955
Er is geen enkel bezwaar om de tekens, die de celebrant in de paaskaars met een stift moet aanbrengen, vooraf door kleuren of op andere wijze voor te bereiden.
De kaarsen, die geestelijken en volk dragen, dienen te blijven branden terwijl de Paaslofzang wordt gezongen en terwijl de hernieuwing der doopbeloften plaats vindt.
Het is passend, dat de vont waarin het water gewijd moet worden, op waardige wijze versierd wordt.
Indien er dopelingen zijn, vooral indien het er nogal veel zijn, dan is het geoorloofd om de ceremoniën van het Romeins Rituaal die aan de eigenlijke toediening van het Doopsel voorafgaan, te weten bij de doop van kinderen tot aan de woorden "Gelooft gij in God", en bij de doop van volwassenen tot aan de woorden "Hoe heet gij?", op dezelfde morgen, te geschikter tijd, van te voren te verrichten.
Wanneer 'het geval zich in deze plechtige nachtwake voordoet, dat ook heilige Wijdingen worden toegediend, dan moet de Bisschop de laatste vermaning (waarbij het zogenaamde pensum wordt opgelegd), die volgens het Romeinse Pontificaalboek na de bisschoppelijke zegen en voor het laatste Evangelie plaats heeft, in deze nacht aan bedoelde bisschoppelijke zegen laten voorafgaan.
Op de vigilie van Pinksteren begint men, met weglating van de Lezingen ofwel Profetieën, en de doopwaterwijding en litanie, de Mis, ook de conventuele, plechtig of gezongen, op de gewone manier, na voor de trap van het altaar de zondenbelijdenis te hebben verricht, bij de introïtus "Cum sanctificatus fuero" zoals in het Romeins Missaal ter plaatse voor private Missen staat aangegeven.