1 februari 1957
Op de vrijdag van het Lijden en de Dood des Heren wordt de liturgische plechtigheid gehouden in de namiddag, en wel omstreeks drie uur; wanneer echter zielzorgmotieven daarvoor zijn aan te voeren, kan begonnen worden vanaf twaalf uur of op een later uur, maar niet later dan negen uur 's avonds.
Aan de priesters die de zorg voor twee of meer parochies hebben mag de plaatselijke Ordinaris een herhaling van de liturgische plechtigheid van de vrijdag van het Lijden en de Dood des Heren toestaan, niet echter in dezelfde parochie, maar wel het tijdsbestek waarbinnen dezelfde plechtigheid volgens de boven (15) gegeven bepaling gebeurd moet zijn. Vgl. Congregatie voor de Riten, Declaratie (15 mrt 1956), 6
Indien de pastoor of de rector van de Kerk voorziet, dat de Kruisverering, zoals in de Orde van de Heilige Week voorgeschreven, vanwege de geweldige toeloop van mensen nauwelijks of slechts ten koste van de goede orde en de godsvrucht kan plaats vinden, dan worde de plechtigheid als volgt gedaan: de Celebrant neemt, nadat de eventuele geestelijken en de dienaars het Kruis hebben vereerd, dit uit de handen van de dienaars over en nodigt - staande boven aan de trappen van het altaar - met enkele woorden het volk uit tot verering van het H. Kruis en houdt dit enigszins hoger opgeheven vast, opdat het gedurende enige tijd door de gelovigen in stilte wordt vereerd.
Op de vrijdag van het Lijden en de Dood des Heren mag de H. Communie alleen worden uitgereikt onder de plechtige liturgische namiddagviering, uitgezonderd aan degenen die in stervensgevaar verkeren. Vgl. Congregatie voor de Riten, Bij het algemeen decreet "Maxima redemptionis nostrae" over de liturgische vernieuwing van het Hoogfeest van Pasen en de gehele Goede Week, Instructie over de juiste viering van de vernieuwde orde van de heilige week (16 nov 1955), 19