
1 februari 1957
In de kerken echter en in de openbare en halfopenbare kapellen, waar niet voldoende hogere assistenten zijn, mag de eenvoudige vorm worden gebruikt. Om voornoemde eenvoudige vorm te gebruiken wordt een voldoende aantal "dienaars" vereist, hetzij geestelijken, hetzij ten minste jongens,. en wel minstens drie voor de tweede zondag van het Lijden, Palmzondag, en voor de Mis van de donderdag van het Avondmaal des Heren; en minstens vier voor de viering van de liturgische plechtigheid van de vrijdag van het Lijden en de Dood des Heren en van de Paaswake. Deze "dienaars" nu moeten zorgvuldig geïnstrueerd zijn over alles wat zij moeten verrichten. Congregatie voor de Riten, Bij het algemeen decreet "Maxima redemptionis nostrae" over de liturgische vernieuwing van het Hoogfeest van Pasen en de gehele Goede Week, Instructie over de juiste viering van de vernieuwde orde van de heilige week (16 nov 1955), 3 Aan deze dubbele voorwaarde, nl. van het voldoende aantal "dienaars" en van hun gepaste voorbereiding, moet absoluut voldaan zijn, om de eenvoudige rite te mogen voltrekken. De plaatselijke Ordinarissen moeten toezien dat deze dubbele voorwaarde, voor de eenvoudige rite voorgeschreven, nauwgezet warde nagekomen. Congregatie voor de Riten, Declaratie (15 mrt 1956), 2