Paus Franciscus - 17 april 2014
Dierbare broeders in het priesterschap!
Op deze Witte Donderdag waarop Christus ons tot het uiterste heeft liefgehad Vgl. Joh. 13, 1 , gedenken wij de gelukzalige dag van de instelling van het priesterschap en van ons priesterambt. De Heer heeft ons in Christus gezalfd met olie van de vreugde en deze zalving nodigt ons uit deze grote gave te ontvangen en uit te dragen: vreugde, priesterlijke vreugde. De vreugde van een priester is kostbaar, niet alleen voor hem maar ook voor heel het gelovige Godsvolk: dit gelovige volk in wiens midden de priester geroepen is een gezalfde te zijn en tot wie het gezonden wordt om te zalven.
Met olie van de vreugde gezalfd om met olie van de vreugde te zalven. Priesterlijke vreugde heeft haar oorsprong in de liefde van de Vader en de Heer verlangt dat de vreugde van deze liefde “in ons” en “volkomen zou zijn” (Joh. 15, 11). Ik denk graag aan de vreugde wanneer ik de Maagd Maria beschouw: Maria, “Moeder van het levende Evangelie is voor de kleinen bron van vreugde” Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 288 en ik geloof dat wij niet overdrijven als wij zeggen dat de priester een heel kleine persoon is: de onmetelijke grootheid van de gave die ons door het ambt gedaan werd, verbant ons onder de kleinste mensen. De priester is de armste mens indien Jezus hem niet zou verrijken met Zijn armoede, de meest nutteloze dienaar indien Jezus hem niet “vriend” zou noemen, de meest dwaze onder de mensen indien Jezus hem niet met geduld zou onderrichten zoals Petrus, de meeste weerloze christen indien de Goede Herder hem niet zou sterken te midden van zijn kudde. Niemand is kleiner dan een priester die aan zijn eigen kracht is overgelaten; ons gebed tot bescherming tegen iedere list van de duivel, is dus het gebed van onze Moeder: ik ben priester omdat Hij goedgunstig op mijn kleinheid heeft neergezien. Vgl. Lc. 1, 48 Uitgaande van die kleinheid, ontvangen wij onze vreugde.
Een vreugde die ons zalft. Dat wil zeggen: zij dringt door tot het binnenste van ons hart, zij heeft het sacramenteel gelijkvormig gemaakt en gesterkt. De riten van de liturgie van de priesterwijding spreken ons over het moederlijk verlangen van de Kerk om al wat de Heer ons gegeven heeft door te geven en mee te delen: de handoplegging, de zalving met het heilig chrisma, de kleding met de heilige gewaden, de rechtstreekse deelname aan de eerste consecratie … De genade vervult ons en verspreidt zich integer, overvloedig en ten volle in elke priester. Gezalfd tot op het bot … en onze vreugde die van binnenuit komt, is van deze zalving de echo.
Een onvergankelijke vreugde. De integriteit van de gave, waarvan niemand iets kan afdoen noch aan toevoegen, is een onophoudelijke bron van vreugde: een onvergankelijke vreugde, die de Heer beloofd heeft en die niemand ons kan ontnemen. Vgl. Joh. 16, 22 Zij kan door de zonde of de beslommeringen van het leven ingeslapen of verstikt zijn, maar in de grond blijft zij ongeschonden en is zij zoals houtskool van een verbrande tak onder de as, dat altijd opnieuw kan ontvlamd worden. De aanbeveling van Paulus aan Timoteüs blijft immer actueel: ik nodig u uit het vuur aan te wakkeren van Gods gave die door de oplegging van mijn handen in u is. Vgl. 2 Tim. 1, 6
Een missionaire vreugde. Dit derde kenmerk wil ik bijzonder delen en benadrukken: priesterlijke vreugde staat in nauwe relatie met Gods heilig volk van getrouwen omdat het gaat om een uitgesproken missionaire vreugde. De zalving van de priester beoogt de zalving van Gods heilig volk van getrouwen: om te dopen en te vormen, om zorg te dragen en te wijden, om te zegenen, te troosten en te evangeliseren. En omdat het een vreugde is die alleen vloeit wanneer de herder te midden van zijn kudde blijft (zelfs in de stilte van het gebed, is de herder die de Vader aanbidt te midden van zijn schapen), is het ook een vreugde die door deze kudde behoed wordt. Zelfs in ogenblikken van droefheid, waar alles lijkt te verduisteren en de vrees voor isolement ons bekoort, in deze momenten van apathie en verveling die wij in het priesterleven soms kennen (en waar ook ik ben door gegaan), zelfs in deze ogenblikken is het volk van God in staat uw vreugde te behoeden, is het in staat u te beschermen, te omarmen, u te helpen uw hart open te stellen en een vernieuwde vreugde te vinden. De vreugde die door de kudde behoed wordt, wordt ook behoed door de drie zussen die ze omringen, beschermen, verdedigen: zuster armoede, zuster trouw en zuster gehoorzaamheid.
Priesterlijke vreugde is een vreugde die de armoede tot zuster heeft. De priester is arm aan louter menselijke vreugde: hij heeft van veel afstand gedaan! En omdat hij arm is, hij die zoveel aan de anderen geeft, moet hij zijn vreugde aan de Heer vragen en aan het volk van Gods getrouwen. Hij moet ze zichzelf niet geven. Wij weten dat ons volk heel edelmoedig is in zijn dankbaarheid tegenover priesters voor de kleinste gebaren van zegening en bijzonder voor de sacramenten. Velen die over de crisis in de identiteit van de priester spreken, houden er geen rekening mee dat identiteit veronderstelt dat men erbij hoort. Er is geen identiteit – en dus geen levensvreugde – zonder een actief en geëngageerd toebehoren tot het volk van Gods getrouwen. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 268 De priester die beweert zijn identiteit als priester te vinden door ze introspectief in zijn eigen innerlijkheid te zoeken, vindt misschien niets anders dan borden met “uitgang”: treed uit uzelf, ga naar buiten op zoek naar God in de aanbidding, ga naar buiten en geef aan uw volk wat u toevertrouwd werd, en uw volk zal ervoor zorgen dat ge voelt en smaakt wie ge bent, hoe ge heet, wat uw identiteit is en het zal u honderdvoudig laten genieten van wat de Heer aan Zijn dienaars beloofd heeft. Als ge niet uit uzelf treedt, wordt de olie ranzig en kan de zalving niet vruchtbaar zijn. Uit uzelf treden vraagt dat men zich ontledigt, vraagt armoede.
Priesterlijke vreugde is een vreugde die gehoorzaamheid tot zuster heeft. Gehoorzaamheid aan de hiërarchie van de Kerk die ons bij wijze van spreken niet alleen het externe milieu voor de gehoorzaamheid biedt: de parochie naar waar ik gezonden ben, de bevoegdheden van het ambt, een bepaalde opdracht … maar ook de eenheid met God de Vader, van wie alle vaderschap komt. En er is ook gehoorzaamheid aan de Kerk in de dienstbaarheid: de beschikbaarheid en spoed om iedereen van dienst te zijn, altijd en op de beste manier, naar het beeld van “Onze-Lieve-Vrouw van Spoed” Vgl. Lc. 1, 39: meta spoudes), die haar nicht te hulp snelt en aandacht heeft voor de keuken in Kana waar wijn ontbreekt. De beschikbaarheid van de priester maakt de Kerk tot het Huis met de open deuren, toevlucht voor zondaars, een thuis voor wie op straat leven, een verzorgingstehuis voor zieken, kampeerplaats voor jongeren, catecheselokaal voor eerste communiecanten … Waar het Godsvolk een verlangen of behoefte heeft, staat zich de priester die kan luisteren (ob-audire) en die een liefdevolle opdracht hoort van Christus die hem met barmhartigheid op weg stuurt om aan deze nood te hulp te komen of deze goede verlangens met creatieve naastenliefde te beantwoorden. Wie geroepen is, weet dat in deze wereld een eenvoudige en volle vreugde bestaat: door het volk dat men liefheeft, gezien te worden als degene die de gaven en vertroosting uitdeelt van Jezus, de enige Goede Herder die vervuld van diep medelijden voor alle kleinen en uitgestotenen van deze aarde, uitgeput en verdrukt als schapen zonder herder, velen met Zijn ambt heeft willen associëren om Zelf in de persoon van Zijn priesters te blijven en op te treden tot welzijn van Zijn volk.
Op deze priesterlijke donderdag vraag ik de Heer Jezus dat Hij vele jongeren deze vurigheid van hart zou laten ontdekken, die vreugde doet opwellen van zodra men de zalige stoutmoedigheid heeft Zijn roep met spoed te beantwoorden.
Op deze priesterlijke donderdag vraag ik de Heer Jezus dat Hij de blije schittering zou bewaren in de ogen van de pas gewijden, die uitgaan om door de wereld “opgegeten te worden”, om langzaam opgebruikt te worden te midden van het volk van Gods getrouwen, dat zij zich verheugen wanneer zij de eerste homilie voorbereiden, de eerste H. Mis, het eerste doopsel, de eerste biecht … het is de vreugde om als gewijden – met verrukking – voor het eerst de schat van het Evangelie te mogen delen en te voelen dat het gelovige volk naar u terugkomt om op een andere manier gezalfd te worden: met hun vragen, met gebogen hoofd om gezegend te worden, u de hand drukkend, als zij met hun kinderen komen, u vragen voor hun zieken … Heer, bewaar in uw jonge priesters de vreugde van het begin, de vreugde om alle dingen te doen alsof ze nieuw zijn, de vreugde hun leven voor u op te gebruiken.
Op deze priesterlijke donderdag vraag ik de Heer Jezus de priesterlijke vreugde te bevestigen van hen die vele jaren in het ambt staan. Deze vreugde die op de schouders rust van al wie de last van het ambt dragen en die niet uit hun ogen verdwijnt, de priesters die de last van het werk reeds kennen, die telkens al hun krachten verzamelen en zich opladen: “van lucht veranderen” zoals sportmannen zeggen. Heer, bewaar de diepte en wijze rijpheid van de vreugde van volwassen priesters. Dat zij zoals Nehemia kunnen bidden: de vreugde van de Heer is onze kracht. Vgl. Neh. 8, 10
Tenslotte vraag ik de Heer Jezus op deze priesterlijke donderdag dat de vreugde zou afstralen van de bejaarde priesters, of zij nu gezond zijn of ziek. Het is de vreugde van het kruis, die voortkomt uit het besef een onvergankelijke schat te dragen in een aarden kruik die afbrokkelt. Mogen zij goed zijn waar zij zich ook bevinden, dat zij in de vluchtigheid van de tijd de eeuwigheid zouden onderscheiden. Vgl. Guardini Dat zij de vreugde zouden voelen van het doorgeven van de fakkel, de vreugde de kinderen van de kinderen te zien opgroeien en met een glimlach en zachtheid de beloften te verwelkomen met die hoop die niet ontgoochelt.