H. Paus Johannes Paulus II - 12 mei 1985
In de besluiten van de Bijzondere Synode van de bisschoppen van Nederland wordt in nummer 33 uitdrukkelijk gezegd:
"De leden van de Synode zijn er zich van bewust, dat de leken een groot aandeel hebben in het pastorale werk van de Kerk. Zij spreken hun dankbare waardering uit jegens de duizenden leken, die, geheel belangeloos, regelmatig en op zoveel verschillende manieren, deelnemen aan taken, zoals de liturgie, sociale activiteiten, catechese aan kinderen en volwassenen, uitwisseling en onderlinge hulpverlening, het bevorderen van de rechtvaardigheid en de vrede. Deze leken spannen zich in om de Kerk aanwezig te doen zijn in een steeds meer geseculariseerde wereld, en dit dikwijls onder moeilijke omstandigheden". Bisschoppensynodes, Besluiten Bijzondere Synode van Bisschoppen van Nederland (31 jan 1980), 33De Synode spreekt ook haar gevoelens van oprechte dankbaarheid uit aan de talrijke christenen. In het bijzonder de zieken en bejaarden, die het werk van de Kerk ondersteunen door middel van hun gebeden en hun offers.
Onder de leken wil ik mij speciaal richten tot talrijke pastorale werkers en werksters, die zich edelmoedig en met overtuiging inzetten. ten dienste van de pastorale zending van de Kerk. De taak, welke zij van de bisschop hebben ontvangen, nodigt hen uit om in nauwe samenwerking met de priesters en diakens het woord van God aan te reiken, om getuigen van de boodschap van Christus te zijn en de evangelische waarden te doen doordringen in alle maatschappelijke milieus. Door een passende theologische en pastorale vorming en in verschillende en veelzijdige taken zullen zij de zin van hun eigen zending verdiepen, waarin zij zich als leken direct verbonden weten met de pastorale zending van de Kerk. Zij zullen weigeren eenvoudig kerkelijke functionarissen te worden, of zich taken aan te matigen, die eigen zijn aan de priester en de diaken. Hun taak is belangrijk, vooral in een wereld, die steeds meer ontkerstend en geseculariseerd wordt.
Zij bieden allen een bijdrage, die op haar juiste waarde geschat moet worden. Voor het leven van het Lichaam van de Kerk is het nodig, dat alle leden hun zending vervullen in overeenstemming met de eigen identiteit: in eenheid van geest in de verscheidenheid van taken. Paulus heeft geschreven: "Als het hele lichaam oog was, waar bleef dan het gehoor? Als het helemaal gehoor was, waar bleef de reuk? In werkelijkheid echter heeft God de ledematen en organen elk afzonderlijk hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij het gewild heeft. Als zij allen samen een lid vormden, waar bleef dan het lichaam? In feite echter zijn er vele ledematen, maar slechts een lichaam." (1 Kor. 12, 17-21).