
Walter Kardinaal Kasper - 20 februari 2014
Het antwoord kan niet anders dan gedifferentieerd zijn. De situaties zijn zeer verschillend en dienen zorgvuldig onderscheiden te worden. Een algemene oplossing voor alle gevallen kan er dus niet bestaan. Ik beperk mij tot twee situaties waarvoor in enkele N.v.d.v.: het woord officiële ontbreekt documenten al oplossingen worden aangegeven. Ik wil alleen vragen stellen en mij daarbij beperken tot het aangeven van de richting van mogelijke antwoorden. Een antwoord geven zal echter de taak zijn van de synode in overeenstemming met de Paus.
De eerste situatie. H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981) stelt dat sommige gescheiden mannen en vrouwen die opnieuw getrouwd zijn, in geweten subjectief ervan overtuigd zijn dat hun vorig, onherstelbaar verbroken huwelijk nooit geldig is geweest. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 84 Veel zielenherders zijn er in feite van overtuigd dat zeer veel in kerkelijke vorm gevierde huwelijken niet op een geldige wijze zijn gesloten. Immers, als geloofssacrament veronderstelt het huwelijk het geloof en het aanvaarden van de bijzondere kenmerken van het huwelijk, ofwel de eenheid en de onontbindbaarheid. Kunnen wij echter in de huidige situatie veronderstellen dat de gehuwden het geloof in het door het Sacrament gedefinieerde mysterie delen en werkelijk de canonieke voorwaarden voor de geldigheid van het huwelijk begrijpen en aanvaarden? Is de praesumptio iuris, waarvan het kerkelijk recht uitgaat, misschien vaak niet een fictio iuris?
Daar zij niet iure divino zijn, maar zich historisch hebben ontwikkeld, vraagt men zich soms af of de gerechtelijke weg de enige weg moet zijn om het probleem op te lossen ofwel of er niet meer pastorale en spirituele procedures mogelijk zouden zijn. Als een alternatief zou men eraan kunnen denken dat de bisschop deze taak kan toevertrouwen aan een priester met spirituele en pastorale ervaring als penitentiaris of bisschoppelijk vicaris.
De tweede situatie. Het zou verkeerd zijn de oplossing van het probleem alleen maar te zoeken in een edelmoedig oprekken van de procedure van nietigverklaring van het huwelijk. Men zou zo de gevaarlijke indruk wekken dat de Kerk op een oneerlijke wijze ertoe overgaat toe te staan wat in wezen echtscheidingen zijn. Veel gescheiden mannen en vrouwen willen een dergelijke nietigheidsverklaring niet. Zij zeggen: wij hebben samen geleefd, samen kinderen gekregen; dat was een werkelijkheid die niet nietigverklaring kan worden, vaak alleen maar op grond van het ontbreken van de canonieke vorm van het eerste huwelijk. Daarom moeten wij ook de moeilijkste kwestie onder ogen zien van de situatie van het geldig en geconsumeerde huwelijk tussen gedoopten waar de huwelijksgemeenschap onherstelbaar is verbroken en een of beide echtgenoten een tweede burgerlijk huwelijk zijn aangegaan.
De Kerk van het begin geeft ons een aanwijzing die nuttig kan zijn als een weg om uit het dilemma te komen en waarop professor Joseph Ratzinger in 1972 al heeft gewezen. Noot van de redactie: Verwezen wordt naar "Zur Frage nach der Unauflöslichkeit der Ehe. Bemerkungen zum dogmengeschichtlichen Befund und zu einer gegenwärtigen Bedeutung, in: Ehe und Ehescheidung. Diskussion unter Christen, herausgegeben von Franz Henrich/Volker Eid (=Münchener Akademie-Schriften 59), München 1972, 35-56; der Beitrag wurde vom Autor für Joseph Ratzinger Gesammelte Schriften Band 4 vollständig überarbeitet...". Ten behoeve van de opname van deze tekst in de JRGS deel 4, p. 600-621, heeft Emeritus-Paus Benedictus XVI een door hem geactualiseerde versie laten opnemen, aansluitend op zijn constante mening en uitingen, o.a. als prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer. In die context verwijst Kard. Kasper slechts naar een toenmalige uitspraak, die verder door Joseph Kard. Ratzinger/Paus Benedictus XVI niet meer op die wijze verwoord is. De Kerk heeft zeer snel ervaren dat er onder de Christenen zelfs afvalligheid bestaat. Gedurende de vervolgingen waren er Christenen die, zwak geworden, het eigen doopsel ontkenden. Voor deze lapsi had de Kerk de canonieke boetepraktijk als tweede doopsel ontwikkeld, niet met water, maar met de tranen van de boetedoening. Na de schipbreuk van de zonde moest de schipbreukeling niet een tweede schip ter beschikking hebben, maar een tafel van het heil.
Op analoge wijze bestonden er ook onder Christenen de hardheid van het hart (Mt. 19, 8) en gevallen van echtbreuk met een volgende tweede quasi-huwelijksband. Het antwoord van de kerkvaders was niet eensluidend. Zeker is echter dat er in de afzonderlijke locale Kerken het gewoonterecht bestond op grond waarvan de Christenen die, ook al was de eerste partner nog in leven, een tweede verbintenis hadden, na een tijd van boete niet een tweede schip ter beschikking hadden, niet een tweede huwelijk, maar door deelname aan de Communie een tafel van het heil. Origenes spreekt over deze gewoonte en definieert deze als “niet onredelijk”. Ook Basilius de Grote en Gregorius van Nazianze - twee vaders uit de nog onverdeelde Kerk! - verwijzen naar deze praktijk. Augustinus zelf, die anders vrij streng is in deze kwestie, schijnt minstens op één punt iedere pastorale oplossing niet te hebben uitgesloten. Deze vaders wilden om pastorale redenen en om “erger te voorkomen” tolereren wat op zich onmogelijk is om te accepteren. Er bestond dus een pastoraal van de tolerantie, van de clementie en de toegeeflijkheid, en er zijn goede redenen dat deze praktijk tegen rigorisme van de novatianen is 1e Concilie van Nicea
Canones
Canons (25 juli 325) door het Concilie van Nicea (325).
De vraag is: Is deze weg die rigorisme en laxisme overstijgt, de weg van de bekering die uitmondt in het Sacrament van de barmhartigheid, het Sacrament van de boete ook de weg die wij kunnen gaan in onderhavige kwestie? Een gescheiden man die is hertrouwd:
Deze weg veronderstelt van de kant van de Kerk discretio, geestelijk onderscheidingsvermogen, prudentie en pastorale wijsheid. Voor de vader van het monnikendom Benedictus was de discretio de moeder van iedere deugd en een fundamentele deugd van de abt. Ditzelfde geldt voor de bisschop. Evenals koning Salomon heeft hij “een opmerkzame geest ... om onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad” om zijn volk te besturen in gerechtigheid (1 Kon. 3, 9). Deze discretio is geen gemakkelijk compromis tussen de extremen van rigorisme en laxisme, maar, zoals iedere deugd, een vervolmaking die uitgaat boven deze extremen, het pad van de gerechtvaardigde gezonde middenweg en de juiste maat. In deze zin kunnen wij leren van veel heilige belijders die deze geestelijke onderscheiding goed wisten te maken (bijvoorbeeld de heilige Alfonso de’ Liguori). Ik wens dat wij op de weg van deze discretio in de loop van het synodaal proces erin zullen slagen een gemeenschappelijk antwoord te vinden om op geloofwaardige wijze te getuigen van het Woord van God in menselijke moeilijke omstandigheden, als een boodschap van trouw, maar ook als een boodschap van barmhartigheid, leven en vreugde.