• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

TIJDENS DE CONCELEBRATIE TER OPENING VAN DE 5E BISSCHOPPENSYNODE OVER DE CATECHESE
Sixtijnse Kapel (Vaticaan)

Eerbiedwaardige broeders,

Genade en vrede voor u vanwege God onze Vader en de Heer Jezus Christus' (1 Kor. 1, 3).

Met deze woorden van de apostel van de heidenen willen wij u vandaag begroeten, u die het dagelijks werk van uw herderlijk ambt hebt onderbroken om naar Rome te komen en deze bisschoppensynode te vieren waarnaar de aandacht van heel de heilige Kerk van God uitgaat en waarop heel haar hoop gericht staat.

Wij verheugen ons, eerbiedwaardige broeders, over deze bijeenkomst, en wij genieten de geestelijke blijdschap van dit uur welke onze harten doordringt en sterkt. Christus de Heer, die beloofd heeft op geheimnisvolle wijze daar tegenwoordig te zullen zijn waar er meerderen in zijn naam bijeen zijn Vgl. Mt. 18, 20 , moge onze vergadering, dat schitterende voorbeeld van kerkelijke gemeenschap, met zijn overvloedig licht en zijn genade overstelpen en bezegelen.

Op dit bijzondere ogenblik dringt de Evangelieplaats waarnaar we zojuist hebben geluisterd en waarmee de heilige Marcus zijn Evangelie besluit, zich spontaan aan onze gedachten op. Meerdere aspecten van deze plaats komen in onze geest naar voren, vooral de leerlingen en de apostelen zelf van de Heer; het Evangelie dat door hen moet worden verkondigd; de mensen aan wie die heilsboodschap wordt gericht. Dit zijn namelijk de belangrijkste hoofdstukken van onze synode en ongeveer evenveel onderwerpen die tijdens de vergadering moeten worden behandeld.

Op de eerste plaats willen wij deze morgen ingaan op dat gedeelte van de Evangelietekst dat de personen van de leerlingen van de Heer betreft, daar het op onszelf betrekking heeft: op ons bisschoppen immers, en vooral op hen die gekozen zijn om aan deze synode deel te nemen. Moge de Heer ons voorlichten!

Wat dat betreft willen we twee dingen naar voren halen, en wel op de eerste plaats het zelfbewustzijn van ieder van ons; wij zijn ertoe uitgekozen en geroepen om anderen door de ons toevertrouwde zending te veranderen; en omdat we bisschoppen zijn, dat wil zeggen opvolgers van de apostelen en herders van de Kerk van God, is het onze taak om getuige en heraut van het Evangelie te zijn en leraar onder de mensen. Wij wijzen hierop, eerbiedwaardige broeders, opdat we een hernieuwd bewustzijn mogen krijgen van onze uitverkiezing en roeping en van de verantwoordelijkheid die het hoge, gevaarlijke en ongemakkelijke, ons toevertrouwde ambt met zich meebrengt; en vooral opdat we het vertrouwen dat we in Christus hebben gesteld, mogen bekrachtigen: de zekerheid namelijk dat Hij tegenwoordig zal zijn bij onze moeite, ons werk en onze hoop. Wie immers nadenkt over de mensen van onze tijd op wie ons pastorale werk gericht staat en wie ziet hoe vijandig, onverschillig of doof ze blijven voor wat wij hun aanbieden, hoewel hun optreden er vaak ondubbelzinnig op wijst dat ze niet anders doen dan onbewust naar God verlangen en Hem ten koste van veel moeite zoeken - wie dus hierover nadenkt, wordt bevangen door een maar al te menselijke angst die al zijn kracht verlamt. We doelen hier niet op nederigheid, maar op een angst die instinctief aanstuurt op het zoeken naar minder moeilijke en minder gevaarlijke wegen. Zo is het duidelijk: tegenwoordig echte apostelen van Christus te zijn betekent, dat men een krachtige geest paart aan vertrouwen op Gods kracht en hulp: dat God zeer getrouw zijn steun zal verlenen als de apostel zijn geest maar openstelt voor zijn heerlijke, machtige genade.

En hoe zouden we hier voorbij kunnen gaan aan de woorden van de heilige apostel Paulus over de wapenrusting van de Christen, die zo duidelijk op de apostel slaan? Vandaag de dag heeft de Kerk edelmoedige en moedige mensen nodig die niet aarzelen zich in te zetten voor hun ambt, nu eens onverschrokken, dan weer in stilte, maar steeds waakzaam, actief, vertrouwvol en volhardend.

Daarom sporen wij u aan met de woorden van de apostel zelf: "Grijpt daarom naar de wapenrusting Gods; dan kunt ge weerstand bieden op de dag der verschrikking en staande blijven, strijdend lot hel einde ... Hanteert daarbij hel grote schild van het geloof, waarmee gij alle brandende pijlen van de boze kunt doven" (Ef. 6, 13.15). Het tweede aspect of de aangelegenheid waarover wij het willen hebben is de omvang zelf van ons ambt. De Meester heeft ons immers bevolen uit te gaan over de hele wereld. Vgl. Mt. 16, 15 Op grond van dit allerduidelijkste bevel weten we dat ons ambt omschreven moet worden als universeel en katholiek, ja - zoals men op grond van een grieks woord mag zeggen - als kosmisch. De evangelisatie wordt dan ook door geen gebiedsgrenzen beperkt: door haar waarde en aard wil en moet zij heel de aarde omvatten, vóór alles de wereld van de mensen, maar ook - op grond van de centrale plaats van de mens in de geschapen wereld en van zijn taak als afgezant en priester welke hij onder de geschapen dingen uitoefent - de onbezielde wereld van alle dingen.

Dit uitzicht op de wereld, waarop onze taak als Evangelieverkondigers gericht staat, geeft ons enig idee van de geweldige omvang van ons werk en laat ons het gewicht van onze verantwoordelijkheid als het ware aan den lijve ervaren. Hoeveel moet er niet nog gedaan worden! In eerste instantie worden we dus overweldigd door een gevoel van onmacht en onvermogen en kunnen we ons zelf geheel en al onbekwaam voorkomen. Maar om diezelfde reden moet de ijver voor ons werk tegelijk worden bevestigd en versterkt: het beeld van de wereld en het uitzicht op de toekomst mogen allerminst tot de apathie leiden die kenmerkend is voor de mens die zijn oordeel over de wereld en over het vermogen dat zijn ambt hem geeft niet aan de bron van de apostolische genade ontleent. Integendeel: het is ons niet alleen niet toegestaan ons in onszelf op te sluiten en aan de bekoring van de inertie toe te geven, maar we dienen te beseffen dat de 'kracht', dat wil zeggen de macht, de bijstand en de steun van de Heer met ons is. Dat is wat Jezus Christus ons heeft beloofd met de laatste, hiermee gelijkstaande woorden van het eerste Evangelie: "Zie, ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld" (Mt. 28, 20). Bovendien wordt dit nog eens bekrachtigd door het beeld van de overgrote veranderlijkheid van de dingen en gebeurtenissen van deze tijd. De mensen van onze tijd wenden zich van de godsdienst af en luisteren niet gemakkelijk meer naar onze boodschap, omdat ze er ten onrechte van overtuigd zijn geraakt dat de geweldige vooruitgang van de rationele beschaving en cultuur - die op de technologie en de wetenschap steunt - de godsdienst overbodig heeft gemaakt. Maar wie aandachtig op het verloop van de menselijke gebeurtenissen let, zal duidelijk een tweeledig gevolg van deze vooruitgang ontdekken.

Enerzijds zullen de godsdiensten die de mens zelf instelde hem niet bevredigen, aangezien de mens zichzelf door de vooruitgang genoeg is en de religieuze mentaliteit welke door het atheïsme wordt weerlegt, vervangt door vertrouwen in de wonderbaarlijke rijkdom van zijn eigen, door de wetenschap geleide activiteit. Anderzijds en terzelfder tijd voelt hij noodzakelijk, dat hij er behoefte aan heeft het mysterie te kennen, of liever de geheimen van het heelal, het denken, het leven, en ervaart hij ook noodzakelijk de persoonlijke volledige teleurstelling, daar hij de godsdienstige waarheid mist.

Die waarheid zal echter een eeuwig raadsel blijven als ze niet steunt op het geheimnisvolle woord dat alleen in staat is het gebouw van de menselijke wetenschap van bovenaf te schragen. Hoe meer die wetenschap vooruitgaat, des te meer heeft ze de hulp van het hemelse woord nodig, mits dat waar is en bekrachtigd wordt door de Meester die de menselijke gedachten omhoog weet te leiden tot het gebied van de opperste waarheid en van het bovennatuurlijk lot van de mens. De noodzaak van dit woord dat van de mens geloof eist, is in onze tijd dringender en heviger dan ooit. Alleen wanneer door het Evangelie - dat de waarheid is die niet met de 'wetenschappelijke' waarheid in strijd is, maar van een hoger niveau - daaraan wordt voldaan, zal het licht opnieuw op aarde schijnen.

Als de zaken er zo voorstaan, veelgeliefde broeders, - de pastorale ervaring en het meest eenvoudige psychologisch onderzoek bevestigen dit trouwens - kan ons ambt in deze tijd met graagte worden aanvaard. Daarom menen wij ook, hetgeen niet op lichtvaardige en louter uiterlijke overwegingen steunt, dat onze tijd geen tijd is die door het atheïsme, maar een tijd die door ons geloof dat het ware geloof is, wordt gekenmerkt. Onze tijd mag wel beschouwd worden als een bevoorrecht tijdstip voor de verkondiging van de waarheid; daarom lijkt deze synodevergadering gunstig en vooruitziend te zijn. Nadat de vergadering nu drie jaar geleden in de herfst had nagedacht en gediscussieerd over de dringende, allerbelangrijkste noodzaak van de evangelisatie, gaat het er thans om de vormen en werkwijzen ervan te overdenken, te bestuderen en aan te geven aan de hand van het thema van de catechese dat op de dagorde staat.

Tenslotte moet erop gewezen worden dat de zekerheid van het geloof nog versterkt wordt door een aspect waar we de nodige aandacht aan dienen te wijden: namelijk het 'gemeenschapsaspect', Het geloof brengt immers de gemeenschap van de gelovigen voort, die de Kerk vormt. Is de uitspraak van de Heer niet in het meervoud uitgezegd? Hij zegt immers: Gaat ... en verkondigt, zodat Hij al zijn leerlingen verenigt in één werk, dat de eigen taken van ieder afzonderlijk niet opheft, maar hen een gezamenlijke en geordende taak oplegt die wordt uitgevoerd in een gemeenschap van bedoelingen en krachten en initiatieven. Ook wij zijn hier thans om dezelfde reden bijeen: wij zoeken naar een manier om het geloof in Christus dieper te doordenken, te belijden en te verspreiden, mede in antwoord op een dringende vraag van onze broeders. Wij worden thans in de hoogste mate tot een 'gemeenschap'; en we zullen gelukkig zijn als wij die gewijde band van het gemeenschappelijk werk al vanaf deze eerste eucharistieviering en gedurende heel de duur van de synode kunnen versterken, terwijl wij broederlijk ervaringen en meningen uitwisselen, terwijl wij elkaar ontmoeten, en meer nog wanneer wij ons gezamenlijk met het woord van God en het geheim van Christus' Lichaam en Bloed bezighouden. "Gelukkig die naar het woord van God luisteren en het onderhouden" (Lc. 11, 28): moge deze beloofde gelukzaligheid ons thans en steeds weer opnieuw vertroosten nu wij voortgaan met het gebed .

Document

Naam: TIJDENS DE CONCELEBRATIE TER OPENING VAN DE 5E BISSCHOPPENSYNODE OVER DE CATECHESE
Sixtijnse Kapel (Vaticaan)
Soort: H. Paus Paulus VI - Homilie
Auteur: H. Paus Paulus VI
Datum: 30 september 1977
Copyrights: © 1978, Archief van Kerken, 33e jrg, p. 61-63
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Bewerkt: 23 september 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test