Uit deze rechten vloeit ook noodzakelijk het recht voort op arbeidsomstandigheden, die geen afbreuk doen aan de lichamelijke gezondheid of aan een gaaf zedelijk leven, en die de rechtmatige ontwikkeling van jonge mensen niet belemmeren. Wat de vrouwen betreft, deze hebben recht op arbeidsomstandigheden, die verenigbaar zijn met haar behoeften en haar plichten als echtgenoten en moeders. Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 33