Deze disharmonie tussen geloof en activiteit bij de christenen is, naar wij menen, ook een gevolg van een gebrekkige vorming op het punt van de christelijke leer en de christelijke levenswijze. In talrijke milieus komt het maar al te dikwijls voor, dat er geen evenwicht bestaat tussen het godsdienstig onderricht en het profane onderwijs. Terwijl men de studie van de profane wetenschap voortzet tot de hoogste graden, beperkt men zich bij het religieus onderricht tot het meest elementaire. Daarom moet men noodzakelijk komen tot een volledig en voortgezet onderwijs van de jeugd, waarbij de godsdienstige ontwikkeling en de vorming van het zedelijk besef gelijk opgaan met de steeds groeiende wetenschappelijke kennis en technische bekwaamheid. Bovendien moet men de jonge mensen voorbereiden op het goed vervullen van hun persoonlijke taak. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 226-230