17 januari 2014
In zijn verkenning van het mysterie van de Kerk heeft het tweede Vaticaanse concilie zich gezet aan een verdieping van de verhouding van de Kerk tot het volk Israël, met de uitdrukkelijke verwijzing naar de traditie van Abraham als 'het begin' van de openbaring van de enige God. De 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) herinnert aan de 'band waardoor het volk van het Nieuwe Testament geestelijk verbonden is met de stam van Abraham'. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten, Nostra Aetate (28 okt 1965), 4 Christenen zijn zich altijd welbewust geweest van de betekenis van het bijzondere dat de heilsgeschiedenis van het oude Israël heeft bereikt in haar verhouding tot de geschiedenis van de volken en tot de lotgevallen van de hele mensheid. Bij wijze van voorbeeld kunnen we twee grote openingen noemen: Paulus met zijn hartstochtelijke theologie van de roeping van Israël en zijn gewaagde interpretatie van de agnostos theos (de 'onbekende god') op de Areopaag van Athene Vgl. Hand. 7, 28
de kerkvaders die trouw hebben vastgehouden aan de blijvende en volledige zin van de Bijbelse geschriften en met hun vernuftige theologie van de 'zaden van het Woord van God' die in de geschiedenis en in de wereld zijn te herkennen. Vgl. Internationale Theologische Commissie, Het Christendom en de godsdiensten (30 sept 1997) Deze overtuiging wordt gedragen door het Bijbelse geloof en bevestigd door de universele ervaring. Alle grote denksystemen hebben onophoudelijk stem gegeven aan het zoeken naar het oneindige, het absolute, het mysterie van het begin en het raadsel van de bestemming. Wij kennen tot op heden geen enkele beschaving die is ontstaan en zich heeft doen gelden buiten deze karakteristieke dimensie van de geest die bestaat in het zoeken van God.